Title: Piazza Fontana: revisionnisme van de Staat en revisionnisten van de beweging

Ten midden van een groeiende sociale spanning in Italië, lieten 40 jaar geleden fascisten in de Landbouwbank aan de piazza Fontana in Milaan overdag een bom onploffen die 17 doden tot gevolg had. Daarnaast ontploften die dag in verschillende Italiaanse steden nog meer bommen op publieke plaatsen waarbij tientallen gewonden vielen. Het was één van gruwelijkste uitdrukkingen van de zogenaamde “strategie van de spanning” waarbij de Staat probeerde, doorheen aanslagen en moorden, de bevolking te terroriseren en op te zetten tegen de revolutionairen.

De anarchist Guiseppe Pinelli wordt een dag nadien gearresteerd en na drie dagen ondervraging door de commissaris Calabresi uit het raam gesmeten. Pinelli overlijdt onmiddelijk. Enkele dagen later werd, naast tientallen huiszoekingen, een andere anarchist, Valpreda, gearresteerd op beschulding van de slachtpartij van Piazza Fontana die echter nadien vrijgelaten wordt. Op 17 mei 1972 werd Calabresi trouwens doodgeschoten.

Onderstaande tekst antwoordt op bepaalde “bedenkingen” die onlangs gelanceerd werden door ondermeer Oreste Scalzone, voormalig leider van de Italiaanse politieke groep Lotta Continua van extreem-linkse signatuur.

Piaza Fontana: revisionnisme van de Staat en revisionnisme van de beweging

Veertig jaar zijn voorbijgegaan sinds de slachtpartij van Piazza Fontana. En ook dit jaar vonden nog hypocriete rituele herdenkingen plaats: defilés van ruimdenkende burgers onder leiding van de stad die eindigen in meetings met de vertegenwoordigers van de instellingen. De slachtpartij van de Staat wordt herdacht, met de tranen in de ogen, door de Staat zelf en haar trouwe onderdanen.

Maar dit jaar hebben we niet alleen recht gehad op een herdenking (die nieuw leven ingeblazen werd door de strijd in Milaan) maar ook op revisionnisme. Begin december verspreiden de persagentschappen een bericht dat stelt dat het Parket van Milaan zich voorbereidt op de opening van een nieuw onderzoek naar de ontploffing in de Landbouwbank van december 1969. Steunend op een boek geschreven door een jouranlist van de Ansa (Italiaanse Belga, nvdv.) volgde een zekere Paolo Cucchiarelli een op z’n minst uitzonderlijke piste: die dag zouden er in feite twee bommen geweest zijn: één geplaatst door de fascisten (dodelijk) en de andere door anarchisten (zonder gevolgen). Een fantasmatische synthese in staat om de “tegengestelde extremen” waarover zoveel gedebatteerd wordt bijeen te brengen. Kan je het je inbeelden: Delfo Zorzi en Pietro Valpredo, de weerzinwekkende fascist en de naïeve anarchist die elk van hun kant aankomen met een bom? Nochtans zijn er mensen die zulke onnozelheden geloven of er op z’n minst een zekere geloofwaardigheid aan verlenen.

Vuilnis van de Staat, zal men tegen zichzelf zeggen, waarop gewoon gespuwd moet worden zonder al te veel tijd te verliezen. Dat is waar. Maar jammer genoeg is de Staat niet de enige producent van dit soort vuilnis. Radiocane [vrije radio uit Milaan, nvdv.] heeft er eveneens aan gedacht om die verre 12 december in herinnering te brengen door bij hun micro Oreste Scalzone te ontvangen. Scalzone heeft zich laten gaan in een lange woordenvloed die hij zelf op de radiogolven voorstelde als “een bedenking, laten we zeggen,... ‘moeilijk’ en uiteengezet met het besef dat, verder dan het schandaal, dit perplexiteit en lijden ‘onder ons’ kan veroorzaken.” Laat deze zwavelachtige zelfpromotie maar vallen. Gegeven het personnage vinden we zijn woorden niet echt schandalig, ze doen ons niet perplex staat en doen ons niet buitenmaats lijden. Ze doen ons gewoon walgen door de zo vulgaire kwader trouw die eraan ten gronde ligt.

Het volstaat naar hem te luisteren om te begrijpen dat het doelwit van zijn “bedenkingen”, meer nog dan de anarchisten, de militanten van Lotta Continua zijn. De ex-leider van Potere Operaio heeft misschien enkele openstaande rekeningen te vereffenen met zijn voormalige rivalen en hij profiteert ervan om op alle mogelijke manieren hun “vulgaat” over deze periode aan te vallen. Het spreekt voor zich dat posthume vereffeningen van rekeningen tussen chefs-afranselaars van concurrerende politieke facties (hun ordediensten sloegen de “oncontroleerbaren” tijdens betogingen in elkaar, nvdv.) ons totaal onverschillig laten. Voor ons zou het een plezier zijn om de doden hun doden te laten begraven. Maar de zombie Scalzone heeft het verderfelijke idee gehad om er de anarchisten, de geschiedenis van de anarchistische beweging en de betekenis zelf van het anarchisme bij te betrekken (ook al toont hij dat hij er niets van weet dat verder gaat dan wat liedjes). En daarom hebben wij dus ook wat te zeggen over onze denkwijze.

Met zijn gewoonlijke houding van ketter die “tegendraadse vragen wil stellen” waagt Scalzone zich aan een exegese van de Ballata del Pinelli (lied uit die tijd over Pinelli, nvdv.) en stelt dat er “een misverstand in zit”. Eén van haar verzen zegt: “de anarchie betekent niet bommen, maar rechtvaardigheid in de vrijheid.” Wat betekent dat, vraagt Scalzone zich af? Als het waar is dat men kan “bepaalde zaken vanuit emotie kan zeggen en om te provoceren” of een soort van “poetische licensie” te gebruiken, blijft het feit dat het gaat over een “halve waarheid, maar een halve waarheidis een leugen” aangezien “in de anarchistische beweging ook bommen gebruikt zijn”. Verdomme toch, wat een schandalige onthulling! “Als we willen zeggen dat we ons daarvan dissociëren, laten we dat dan zeggen,” raakt Scalzone in vuur en vlam, want anders “kan zelfs een flik zeggen dat we liegen” en dat zou niet goed zijn. De anarchisten plaatsen bommen, zeer zeker, niet allemaal maar sommigen wel. Et dat is een feit dat we niet kunnen ontkennen, op straffe van het opdoen van de “ziekte” van de nieuwtaal en te vervallen in de “vervalsing van het verleden” dat Orwell aan de kaak stelt.

Na deze introductie stelt Scalzone het idee zelf van een slachtpartij van de Staat in vraag, klaagt de manie van de “theorie van het complot” aanwezig in de beweging aan. Waarom dus, zoals gezegd wordt in het liedje, zou een “kameraad dat nooit gedaan kunnen hebben?”

En hij verontwaardigt zich: zou een “kameraad nooit een bom in een bank geplaatst kunnen hebben?” of “betekent kameraad dan iemand die nooit een bom zou plaatsen?” Maar dan zijn onze kameraden ook niet die van het “Algerijnse FLN”, van de “ETA”, van het “IRA”, van de “Palestijnse organisaties en al evenmin alle revolutionairen die “een bom plaatsen die burgers raakt!” Samengevat gaat het, volgens Scalzone, nog over een categorieke zin die “niet exact is”, want “men kan haar schreeuwen tegen een flik die je ondervraagt, maar het mag geen dogma worden, want het is een leugen en leugens zijn niet juist.” Het risico dat hij ziet dankzij zulke redeneringen is verstrikt te raken in een eerbied van bedelaars: men begint te zeggen dat geen enkele kameraad de bom op Piazza Fontana geplaatst heeft en men eindigt met het veroordelen van elke vorm van illegaliteit.

Dit alles zegt Scalzone met in het achterhoofd Sofri & co [1] maar ook door allusie te maken op de anarchisten wiens “stem”, “versterker” volgens hem Lotta Continua was, die “ook sprak in hun naam”. Voor hem is er geen enkele twijfel dat “in de anarchistische nevel dit soort van waarden grosso modo geïntegreerd en geaccepteerd werd.”

Met andere woorden, de oude kariatide haast zich om de net publiek gemaakte these van het Parket van Milaan te ondersteunen: ook de anarchisten zouden de bom van Piazza Fontana geplaatst kunnen hebben aangezien: a) er in de geschiedenis altijd anarchisten zijn geweest die bommen plaatsen, en b) een kameraad maar al te goed een bom zou kunnen plaatsen binnenin een bank omdat het een kapitalistische instelling bij uitstek is. Er zijn amper slechts lafaards of naïevelingen om dit feit te ontkennen.

Terwijl we ons inspannen om onze kots binnen te houden wanneer we de ex-lakei van Toni Negri vanuit het spreekgestoelte lessen geeft aan de libertairen en zichzelf beroemd op zijn eigen “arbeidersinsurrectionalisme” (welk? Hetgeen zich uit met vragen voor clementie aan de Staat of met steun voor de verkiezingsfarce zoals wanneer hij de kiezers openlijk uitnodigde om “rode stembiljetten” in de urnes te deponeren?), staan we het onszelf toe enkele waarnemingen te doen.

De Ballata del Pinelli, die in elk geval niet het denken van alle anarchisten kan weerspiegelen, moet in de historische context van toen het geschreven werd geplaatst worden. Het is te zeggen, net na een slachtpartij van burgers. Beginnen ijlen over twee verzen uit hun context is daarom een operatie – die wel, ja – van mystificatie van het verleden. De anarchisten die geweld gebruikt hebben, bommen incluis, hebben altijd het terrorisme geweigerd, het is te zeggen, het gebruik van ongediscrimineerd geweld. Wannneer ze met hun acties burgers geraakt hebben, ging het over vergissingen of “collaterale schade” die geleid hebben tot heftige discussies binnen de anarchistische beweging. Er zijn anarchisten geweest die eerder dan het risico te lopen om personen te verwonden die vreemd zijn aan het doelwit ervoor gekozen hebben om de net geplaatste bom terug weg te halen (zoals Paolo Schicchi op z’n minst twee keer gedaan heeft [2]) en er zijn ook anarchisten geweest die gekozen hebben de actie door te zetten, wat de uiteindelijke resultaten ook konden zijn (zoals de plaatsers van de bom in het theater Diana of Severino di Giovanni).

Maar allen, zonder uitzonderingen, viseerden en viseren slechts hun vijanden (de machtigen, de uitbuiters en hun dienaars). Het dient tot niets om de Emile Henry’s of Mario Buda’s [3] aan te halen aangezien de gewoonlijke klanten van een restaurant van de bourgeoisie aan het einde van de 19de eeuw of van de Beurs van Wall Street in 1920 zeker niet vergeleken kunnen worden met de klanten van een Milaanse bank in 1969.

Een bom plaatsen op een publieke plek, haar overdag laten ontploffen en onder de voorbijgangers op een blinde manier slachtoffers te maken, is een daad van terrorisme, een typisch politieke praktijk die het leven van onbekenden opofferd (bij wijze van waarschuwing, chantage, druk) in een oorlog voor de verovering of het behoud van de macht. Hoewel hij zich momenteel voordoet als libertair, blijft Oreste Scalzone de autoritair die hij altijd geweest is en hij weet niet dat het anarchisme zich baseert op een ethische visie op het leven, en niet op de politiek. Voor de anarchisten rechtvaardigt het doel de middelen niet.

Voor hem is er niets dat rijmt met het feit dat in het duizendmaal gedissecteerde lied, de anarchist Pinelli zou kunnen protesteren tegen de idee dat zijn kameraad een slachtpartij zou kunnen aangericht hebben zoals dat van 12 december 1969, waar eenvoudige kalnten en duffe bedienden de enige geraakten waren (wat dan ook het doel was). Is dat dan het terrorisme dat soms gebruikt wordt door de autoritaire politieke organisaties die Scalzone zo nauw aan het hart liggen en wiens legitimiteit hij opeist? We laten het volledig aan hem, want het terrorisme doet ons walgen en wij zullen nooit als onze kameraden beschouwen diegenen die het terrorisme praktiseren (maar we begrijpen dat voor de leider van de politieke organisatie wiens leden brandstapels hebben opgericht in Primavalle [4] onze woorden kunnen getuigen van een pure kinderachtigheid, waarop we antwoorden met het optrekken van onze schouders).

Wat de anarchistische nevel betreft, die volgens hem wijselijk heeft weten te kiezen voor het onschuldigisme en het legalisme, die nevel is heel wat ruimer dan de enkele bureaucratische organisaties die haar zouden willen vertegenwoordigen – de enigen die miserabele communiqués van veroordeling tegen elke explosieve aanval uitvaardigen. Maar is het niet deze “zanger met korte beentjes” die zei dat een halve waarheid een leugen is?

Denk eraan dat reeds in 1977 in het Sportpaleis, tijdens één van die fantastische dagen in Bologna, zijn ziekelijke praatzucht van afstand doen ingekort werd met kwinkslagen en gefluit (en zelfs met enkele broodjes tegen zijn bek!) van kameraden... Welke andere gebeurtenis moet er dus herleven en herdacht worden?

 

Origineel verschenen in het Italiaans op Guerra sociale, 18 december 2009

Noten van de vertaler

[1] Adriano Sofri, momenteel journalist en intellectueel, is één van de voormalige leiders van de Italiaanse groep Lotta Continua tijdens de jaren ’60 en ’70.

[2] Paolo Schicchi (1865 - 1950), een Italiaanse anarchist die heel wat aanvallen uitvoerde, partisaan van de ‘anti-organisationele’ strekking.

[3] Mario Buda, alias Mike Boda (geboren in 1884 en gestorven op een onbekende datum), was een Italiaanse illegalistische anarchist die vocht in de Verenigde Staten en in 1920 een bom in een karretje liet ontploffen aan de Beurs van New York.

[4] Op 16 april 1973 steken militanten van Potere Operaio het appartement van Mario Mattei, secretaris van de sectie van de neofascistische formatie MSI, in de wijk Primavalle in Rome in brand, waarbij twee van zijn zonen, 8 en 22 jaar oud, om het leven komen.