Title: Anarchisten tegenover de nieuwe kapitalistische wereldorde

Kameraden, vooraleer we dit gesprek aanvangen, enkele woorden om elkaar beter te leren kennen. Op conferenties wordt bijna altijd een barrière opgetrokken tussen degene die spreekt en de toehoorders. Om dat euvel te vermijden moeten we dus tot een afspraak komen, want we zijn hier om samen iets te doen, niet om enerzijds een exposé te houden en anderzijds passief te luisteren. En die gemeenschappelijke bekommernis moet, gegeven de vragen die bediscussieerd zullen worden vanavond, méér dan ooit benadrukt worden. Vaak is het de complexiteit van de analyses en de moeilijkheidsgraad van de besproken problemen die de toehoorders in een passieve dimensie dwingt. Hetzelfde gebeurt wanneer we een moeilijk boek lezen dat ons slechts tot op zekere hoogte boeit, een boek dat bijvoorbeeld de titel Anarchisme en de postindustriële samenleving draagt. Ik moet toegeven dat als ik zo’n boek in de etalage zag staan, ik het wellicht niet zou kopen.

Daarom moeten we volgens mij tot een overeenkomst komen. Ik denk dat, los van de complexe materie die hier ter discussie staat, we als anarchisten en revolutionairen tot een gemeenschappelijke begripsbasis moeten kunnen komen. Die begripsbasis moet ons het analytisch instrumentarium verlenen, waarmee we de werkelijkheid beter kunnen begrijpen en er ook effectiever op kunnen ingrijpen. Als een revolutionair anarchist weiger ik een onderscheid te maken tussen de wereld van de theorie en die van de praktijk. Als een revolutionair anarchist is mijn theorie mijn praktijk en is mijn praktijk mijn theorie.

Woorden en daden

Een inleiding als deze wordt wellicht niet echt gesmaakt, zeker niet door diegenen die de oude theorieën genegen zijn. Maar de wereld is veranderd. We worden geconfronteerd met een nieuwe menselijke conditie; een nieuwe en pijnlijke realiteit. Een realiteit die geen plaats laat voor een intellectuele salonmentaliteit of voor analytische aristocratieën. Actie is niet langer iets dat gescheiden kan worden van theorie en tot nader order zal dat zo blijven. Daarom is het belangrijk opnieuw te praten over de transformatie van het kapitalisme; omdat de huidige situatie reeds het resultaat is van ingrijpende herstructureringen.

In zo’n situatie, laat men zich gemakkelijk verleiden door woorden. En die uitzonderlijke toewijding aan woorden van anarchisten kennen we maar al te goed. Vanzelfsprekend zijn we ook voorstanders van actie. Maar deze avond zullen we het bij woorden houden en dus lopen we het gevaar ons door die woorden te laten meeslepen. Revolutie, opstand, vernietiging; het zijn allemaal woorden. Sabotage – nog zo’n woord. De laatste dagen die ik bij jullie doorbracht, zijn me verschillende vragen ter ore gekomen. Sommige van die vragen werden, denk ik althans, in kwade trouw gesteld. Maar er komen vertalingen bij kijken en ik wil niet kwaadwillig zijn. Ik wil enkel duidelijk maken dat het belangrijk is, voor ogen te houden dat mijn analyse niet dé oplossing voor het sociale probleem wil of kan zijn. Ik geloof ook niet dat één van de mensen die ik de laatste dagen gesproken heb, over de oplossing van dat probleem beschikt. Noch de anarchosyndicalist, met zijn analyse gebaseerd op de cruciale rol van de arbeidersklasse, noch de andere kameraden die met hem van mening verschillen en een interventie voorstellen van opstandige aard. Geen van beiden kan aanspraak maken op waarheid. En als het anarchisme ons iets geleerd heeft, is het net deze les: wantrouw iemand die beweert de waarheid in pacht te hebben. Mensen die zoiets beweren, zijn wat mij betreft altijd priesters, zélfs al beweren ze anarchist te zijn. Elk discours moet erop gericht zijn een kritiek te formuleren op de bestaande orde en als we ons daarin door woorden laten meeslepen, hoort het verlangen tot handelen ons terug op het juiste pad te brengen. Laten we hier even halt houden om alles opnieuw te overdenken. De vernietiging van de onderdrukkende bestaande orde zal een werk van lange adem zijn. Onze analyses zullen slechts een kleine bijdrage leveren, die ons in staat moet stellen onze vernietigende revolutionaire activiteit samen voort te zetten op een manier die elke Spielerei met woorden tot tijdsverlies zal maken.

Wat staat er ons te doen? Anarchisten stellen zich die vraag reeds lange tijd: ‘hoe kunnen we in contact treden met de ‘massa’?’ om een term te gebruiken die in dit soort discussies vaak de kop opsteekt en die ik ook tijdens de laatste dagen geregeld hoorde vallen. Wel, dit probleem wordt op twee verschillende manieren benaderd. Doorheen de geschiedenis van het anarchisme gold de propaganda als de meest gegeven oplossing voor dit probleem. We moeten de massa duidelijk maken wie we zijn. Dat is de methode die gebruikt wordt door politieke partijen de wereld rond. Volgens mij is die methode van traditionele, anarchistische propaganda vandaag in een moeilijk parket verzeild geraakt, net als de verspreiding van eender welke ideologie. Dat is niet zo omdat mensen niets van ideologie willen weten, maar wél omdat de kapitalistische hervormingen de ideologie zinloos gemaakt hebben. En ik moet hier publiekelijk zeggen dat anarchisten het moeilijk hebben om die nieuwe realiteit te verstaan. Niet zonder reden vormt deze kwestie het onderwerp van lopende debatten binnen de internationale anarchistische beweging. Het einde van de ideologie brengt ons in een situatie waarin traditionele anarchistische propaganda zinloos aan het worden is. Met het einde van de effectiviteit van de propaganda, opent zich echter wel de weg van het directe contact met de mensen. Dat is een weg die bezaaid is met concrete strijdpunten; dat soort strijdpunten dat we eerder al aanhaalden, alledaagse problemen, waarvoor we onze eigen beperkingen niet hoeven te overstijgen. Anarchisten zijn een heel kleine minderheid. Zo’n minderheid wordt niet gehoord door veel kabaal te maken of advertentietechnieken te gebruiken. Blijkbaar is het dus niet zozeer een kwestie de meest geschikte communicatiemiddelen te vinden, want dat zou ons terug bij de propaganda en de ideologie brengen. Het lijkt belangrijker de juiste strijdmiddelen te kiezen. Veel anarchisten geloven dat hét strijdmiddel bij uitstek de directe aanval is, binnen de grenzen van hun mogelijkheden en zonder iemands stroman te willen zijn.

De herstructurering van het kapitalisme

Ik vraag jullie even na te denken over de toestand waarin het kapitalisme zich bevond in de vroege jaren tachtig. Het kapitalisme verkeerde toen in problemen. Het werd geconfronteerd met toenemende arbeidsuitgaven, enorm dure herstructureringen van vaste werkplaatsen, een vastgeroeste markt en de mogelijkheid van sociale strijd als gevolg van dat alles. En denk dan nu eens na over de toestand waarin het kapitalisme zich zes of zeven jaar later bevond. Denk eens na over de snelheid waarmee het kapitalisme zich aangepast heeft. Het kwam al haar problemen te boven op een manier die niemand had kunnen voorspellen. Het bereikte een programma van economisch en imperialistisch wereldmanagement, dat in de geschiedenis zijn gelijke niet kent. Dat programma, gericht op het sluiten van de machtscirkel, staat aan de vooravond van haar verwezenlijking, ook al blijkt dat nog niet uit de huidige toestand. Hoe gebeurde dat alles? Hoe kon een situatie die zo manifest problematisch was zo snel en radicaal omkeren?

We weten allemaal wat er gebeurde; het is niet het technische aspect ervan dat ons verrast. Er werd een nieuwe technologie toegevoegd aan het productieproces. De arbeidskosten werden verlaagd, productieprogramma’s werden vervangen, nieuwe productiekrachten werden in gebruik genomen. We zijn ons bewust van dat alles. Dat is niet het aspect van de kapitalistische herstructurering dat ons verrast. Nee, wat ons werkelijk verbaasd is het vernuft, waarmee het kapitaal de arbeidersklasse in haar programma heeft ingeschakeld. Want die klasse is altijd de voornaamste stoorzender geweest voor het kapitalistische project. Het kapitalisme is er met zachte hand in geslaagd de arbeidersklasse aan te vallen en te ontmantelen, geografisch te verspreiden, te verarmen, te demoraliseren en teniet te doen.

Vanzelfsprekend was het aanvankelijk bang om dat project ten uitvoer te brengen. Het kapitaal is altijd als de dood geweest om die weg te bewandelen, omdat een verlaging van de arbeidskosten altijd een indicator geweest is voor sociale strijd. Maar, en daarop wezen haar academische vertegenwoordigers al een tijdje, dat gevaar bestaat niet langer of het verdwijnt met rasse schreden. Het is nu zelfs mogelijk mensen te ontslaan, zolang het maar gebeurt door productiesectoren te veranderen en zolang anderen bereid worden gevonden een open mentaliteit en een debatcultuur te ontwikkelen. Alle sociale krachten; de partijen, de vakbonden, de arbeiders, het repressieapparaat, alle echelons van het onderwijs, de cultuur, het spektakel en de media verenigden zich om het kapitaal bij te treden in haar nieuwe taak. Zo werd een nooit geziene, wereldwijde kruistocht ondernomen ten einde de nieuwe mens, de nieuwe arbeider te modelleren.

Een nieuwe mens

Wat is het voornaamste kenmerk van deze nieuwe mens? Hij is allesbehalve gewelddadig, want hij is een democraat. Hij bediscussieert allerlei zaken met anderen, staat open voor andermans mening, verenigt zich met anderen, vervoegt de vakbond, zélfs voor een (symbolische) staking deinst hij niet terug.

Maar wat is er werkelijk met hem gebeurd? Hij is zijn identiteit verloren. Hij weet niet langer wie hij écht is. Hij verloor zijn identiteit als één van de uitgebuitenen. Niet omdat de uitbuiting zélf verdwenen is, maar omdat men hem een nieuwe voorstelling van zaken heeft voorgehouden, waarin hem het gevoel gegeven wordt dat hij ten volle participeert. Méér nog; hij heeft het gevoel zélf verantwoordelijkheid te dragen voor de goede gang van zaken. En in naam van deze ‘sociale solidariteit’ is hij bereid nieuwe offers te brengen; hij past zich aan, verandert van job, verliest zijn vaardigheden, diskwalificeert zichzelf als mens en als arbeider. Dát is wat het kapitaal het laatste decennium systematisch van hem gevraagd heeft, want de nieuwe, kapitalistische herstructurering heeft geen nood aan kwalificatie. Ze vereist enkel bereidheid tot arbeid, flexibiliteit en snelheid. Het oog moet de geest te snel af zijn, korte termijnbeslissingen moeten snel genomen worden, de keuzes en het aantal in te drukken knoppen moeten beperkt zijn, de snelheid van de uitvoering maximaal. Denk maar aan de rol die videospelletjes spelen in dat proces, om maar een enkel voorbeeld te geven.

We zien dus dat het zwaartepunt dat de arbeid vroeger was ellendig snel veld geruimd heeft. Het kapitaal is in staat de ingeslotenen van de uitgeslotenen te scheiden. Het beschikt over alle middelen om diegenen die zich tot de macht verhouden te onderscheiden van diegenen die er voorgoed van uitgesloten zijn. En met ‘macht’ bedoelen we hier niet enkel het staatsmanagement, maar ook en vooral de mogelijkheid toegang te krijgen tot betere levensomstandigheden.

Maar wat houdt dat onderscheid in stand? Wat verzekert deze scheiding? Het antwoord op die vraag is gelegen in de verschillende manieren waarop noden gepercipieerd worden. Als je er even over na denkt, kom je tot de vaststelling dat in het uitbuitingsmodel oude stijl, de uitbuiter en de uitgebuitene beiden hetzelfde ding verlangden. Eén van beiden bezat dat ding, de andere niet: dat was het enige verschil. Als nu de blauwdruk van het voorgaande onderscheid volledig gerealiseerd zou worden, zal er een verlangen voor volledig verschillende dingen ontstaan. De uitgeslotenen zullen enkel datgene verlangen dat ze kennen, datgene dat begrijpelijk is voor hen. De noden van de ingeslotenen zullen door hen niet verlangd kúnnen worden, omdat de culturele uitrusting die deze verlangens begrijpelijk maakt hen voorgoed ontnomen is.

Dát is wat het kapitalisme aan het opbouwen is: een automaat uit vlees en bloed, een constructie uit de laboratoria van de macht. De informatietechnologische wereld weet maar al te goed dat ze de machine nooit tot het niveau van de mens zal kunnen verheffen; geen enkele machine zal ooit in staat zijn te doen, waartoe een mens in staat is. En dus wordt de mens herleid tot het niveau van de machine. Stapsgewijs wordt zijn cultureel erfgoed verengt tot het absolute minimum, wordt zijn vermogen tot inzicht gereduceerd en worden zijn verlangens uniform gemaakt.

Informatie-communicatie-technologie

Wanneer vond dit technologisch proces haar aanvang? Begon het, zoals eerder gesuggereerd werd, met de opkomst van de cybernetica? Iedereen die een beetje bekend is met de cybernetica, weet dat Norbert Wiener niet meer deed dan met elektronische schildpadjes spelen: méér kan men hem niet verwijten. De moderne technologie zag in feite honderd jaar geleden het licht, toen een onschuldige Engelse wiskundige met aritmetica begon te experimenteren en de binaire rekenkunde ontwikkelde.

Uitgaande van die eerste stap is het mogelijk de verschillende fasen in de moderne technologie te identificeren. Maar in die ontwikkeling is er één precies moment waarop een kwalitatieve sprong gemaakt werd: toen de elektronica de basis werd waarop de nieuwe technologie uitgebouwd werd. Vanaf de intrede in die nieuwe technologische fase is het onmogelijk toekomstige ontwikkelingen te voorspellen, omdat niemand de gevolgen ervan kan overzien. Bovendien moeten we er ons voor behoeden teveel in termen van oorzaak en gevolg te denken. Het is bijvoorbeeld naïef te zeggen dat de wereldmachten over het atomisch potentieel beschikken om de wereld te vernietigen, zélfs al is dit het geval. Deze idee, hoe apocalyptisch en angstwekkend ze ook zijn mag, behoort immers tot het oude technologieconcept dat gebaseerd was op de vooronderstelling van oorzaak en gevolg: de bommen worden tot ontploffing gebracht, de wereld wordt vernietigd.

Het probleem dat hier op tafel ligt heeft betrekking op een situatie die veel gevaarlijker is. Het betreft hier immers een ontwikkeling die, wars van elke speculatie, reeds volop aan de gang is en die steeds verder uitbreiding vindt. Deze ontwikkeling is bovendien niet gebaseerd op oorzaak en gevolgrelaties, maar op een weefsel van onvoorspelbare relaties. Slechts één technologische ontdekking, bijvoorbeeld van een nieuw materiaal voor energiebehoud, kan een keten van destructieve technologische relaties teweegbrengen, die niemand, géén wetenschapper, in eer en geweten zou kunnen voorspellen.

Zo’n innovatie zou niet enkel de nieuwe, maar ook de oude technologieën kunnen treffen en op die manier de wereld in een warreling kunnen achterlaten. Dát is wat er zo verschillend is en dat heeft met cybernetica niets te maken. De cybernetica is slechts een verre verwant van de huidige nachtmerrie.

Heroriëntatie van de strijd

In het licht van het voorgaande vragen we ons al lange tijd af hoe we de vijand kunnen aanvallen zonder hem ten gronde te kennen. Maar als je daar even over na denkt, is het antwoord op die vraag eigenlijk vrij eenvoudig. We vallen bijvoorbeeld graag de politie aan, maar niemand denkt eraan politieagent te worden alvorens ten aanval te gaan. We informeren ons tot op zekere hoogte, we vragen ons af hoe de politie te werk gaat, welk soort matrakken ze gebruiken. We verzamelen de kleine hoeveelheid basale kennis die vereist is om te begrijpen hoe de politie te werk gaat. We beperken ons met andere woorden tot die kennis, die vereist is om tot de aanval over te gaan.

Zo is het evenmin nodig ingenieur te worden alvorens men in staat is de nieuwe technologie aan te vallen. We kunnen ons beperken tot de basiskennis, tot enkele praktische aanwijzingen die ons in staat stellen de aanval te openen. En uit deze overweging volgt een andere, belangrijkere beschouwing: de nieuwe technologie is niet abstract, ze is iets concreets.

Het internationale communicatiesysteem bij-voorbeeld is een tastbaar feit. Opdat dat systeem abstracte ideeën zou kunnen ontwikkelen in onze hoofden, moet het zich over het gehele land verspreiden. De nieuwe materialen worden, om het zo maar eens te zeggen, gebruikt in de constructie van kabels voor gegevensoverdracht (data transmissie). Dát is het niveau van de nieuwe technologie dat we moeten leren beheersen. De technologie in productief opzicht is niet relevant voor ons, de wegen waarlangs die technologie over het hele land verspreid wordt, zijn dat wél. Het is, om de vinger op de wonde te leggen, wezenlijk te weten waar de verschillende richtinggevende centra en de communicatiekanalen zich bevinden.

Dat, beste kameraden, zijn géén abstracte ideeën, maar fysieke dingen: objecten met een uitgebreidheid die de controlemechanismen verzekeren. In dit geval is het vrij eenvoudig om tussenbeide te komen door middel van sabotage. Het moeilijke van de zaak is te weten te komen waar de kabels zich bevinden.

We hadden het reeds over het probleem van het vinden van de documentatie en de uitvoering van het onderzoek, vereist om tot actie over te gaan. Op een bepaald moment wordt dat probleem onoverkomelijk en wordt kennis van de technologie essentieel. Wij denken dat dit het grootste probleem wordt waarmee revolutionairen in de komende jaren zullen worden geconfronteerd.

Ik weet niet of de computer een plaats zal toekomen in de gerealiseerde maatschappij, waar kameraden zo vaak naar verwijzen. Net zo is het onmogelijk te weten of het gros van de nieuwe technologieën als dusdanig nog hun plaats zullen kennen in die samenleving. Feitelijk is het onmogelijk ook maar iets te weten over de gang van zaken in die hypothetische samenleving van de toekomst. Het enige dat ik tot op zekere hoogte kán weten, betreft het heden en de gevolgen van het gebruik van de nieuwe technologieën. Maar daarop gingen we eerder al in.

Het is de taak van anarchisten om aan te vallen. Niet ten behoeve van de belangen van hun eigen organisatie of in functie van kwantitatieve groei, maar om een vijand te vernietigen die iedereen treft. Anarchisten hebben geen sociale of organisatorische identiteit te verdedigen. De structuren waarbinnen anarchisten handelen, hebben altijd een informeel karakter, bijgevolg is de aanval die ze uitvoeren niet gericht op de verdediging van, noch op de propaganda voor de beweging. Het doel is een universele vijand te raken. En in deze beslissing om tot de aanval over te gaan, worden theorie en praktijk aaneengesmeed.

Het kapitalistische project…

Een historisch ongeziene vorm van het kapitalisme ontsiert de horizon. Wanneer er over neoliberalisme gesproken wordt, is het deze vorm die bedoeld wordt. Wanneer we horen praten over wereldoverheersing dan is dit het project waarnaar verwezen wordt, niet het oude concept van macht en imperialisme. In het aangezicht van dit project en haar immense capaciteit tot overheersing stortte het feitelijke socialisme in elkaar. Iets dergelijks zou nooit gebeurd zijn in het kader van het oude kapitalisme. De wereld hoeft niet langer in twee tegengestelde kampen opgedeeld te worden. Het nieuwe kapitalistische streven naar wereldmacht bewandelt de administratieve weg. Haar project bestaat erin de wereld te managen voor een kleine kern ingeslotenen, ten koste van een grote massa uitgeslotenen. En met een dergelijk project voor ogen, worden alle mogelijke middelen ingezet: de nieuwe – waarover we spraken, én de middelen die zo oud zijn als de straat, zoals oorlog, repressie, barbarij, naargelang de situatie vereist. Op die manier wordt in het voormalige Joegoslavië een wreedaardige oorlog gevoerd ten einde de capaciteiten van een volk zoveel mogelijk te reduceren. Daarop zal er een interventie komen, die de vorm zal aannemen van minimale humanitaire hulp, maar ontvangen zal worden als manna uit de hemel in zulke omstandigheden van absolute ellende.

Hoe zouden landen als het voormalige Joegoslavië eruit zien indien de oorlog niet had plaatsgevonden? Een immens kruitvat aan de poorten van West Europa, tegen de grenzen van de Europese Gemeenschap aan. Een kruitvat dat op punt van ontploffen staat; sociale tegenstellingen die geen enkele economische tussenkomst tot het niveau van het westerse consumentisme kan verheffen. De enige oplossing was oorlog en die oudste kunstgreep ter wereld werd ook nu toegepast. Amerikaans en wereldimperialisme komen tussenbeide in Somalië en Irak, maar het is erg onwaarschijnlijk dat men ook in het voormalige Joegoslavië tussenbeide zal komen, omdat de waarschijnlijkheid van rebellie daar tot een minimum herleid moet worden. Oude middelen worden dus, naargelang de situatie en de sociale en economische context, aangevuld met nieuwe.

En één van de oudste wapens in dat gruwelarsenaal is het racisme. Wat de kwestie van het racisme en de ermee gerelateerde wandaden (neonazisme, fascisme etc.) betreft, moet ook de gedifferentieerde ontwikkeling van de kapitalistische herstructurering in ogenschouw genomen worden. Opdat we het probleem klaar zouden kunnen stellen, is het noodzakelijk in te zien dat de kapitalistische herstructurering niet alle problemen met een magische hand omzwaai kan oplossen. Het wordt geconfronteerd met een hoeveelheid verschillende situaties over de gehele wereld.

Met elk van die situaties komen verschillende niveaus van sociale spanningen overeen. Deze omstandigheden en de sociale spanningen die ermee overeenstemmen, doen datgene dat in ieder van ons schuilt aan de oppervlakte komen. Dingen die we altijd uitgebannen en bezworen hebben, steken opnieuw de kop op. Wezenlijke factoren als racisme, nationalisme, angst voor het andere, het nieuwe, HIV, de homoseksueel…, zijn aandriften die in ons allen latent aanwezig zijn. Onze culturele bovenbouw, ons revolutionair bewustzijn tracht deze impulsen uit te wissen en allemaal te verbergen, zoals zondagsgelovigen dat doen met hun wekelijkse zonden. Wanneer we echter ons paasbeste revolutionaire uniform uittrekken, steken al deze zaken opnieuw de kop op.

Het monster van het racisme is altijd aanwezig en het kapitaal is altijd bereid het voor haar kar te spannen. In situaties waar de sociale spanningen de laatste jaren snel tot ontwikkeling zijn gekomen, zoals in Duitsland, is dat fenomeen in voortdurende ontwikkeling. Het kapitaal controleert het racisme en gebruikt er bepaalde aspecten van. Tegelijkertijd boezemt het racisme het kapitaal ook angst in, want het management van de wereldmacht is democratisch, tolerant en possibilistisch van aard. Vanuit een nuttigheidsperspectief is het anything goes (ideologie, angst, oorlog, racisme…) – het maakt allemaal deel uit van het kapitalistische project. We kunnen dus niet met zekerheid zeggen dat het postindustriële kapitalisme zich tegen het racisme zal kanten. Het zou best kunnen dat we een aantal van haar hoofdkenmerken, zoals haar democratische natuur vaststellen, om vervolgens te zien hoe hetzelfde technologisch geavanceerde kapitalisme in een specifieke context methoden gebruikt die honderd en meer jaren oud zijn: racisme, Jodenvervolging, nationalisme, aanvallen op kerkhoven, kortom de meest hatelijke methoden die de mens zich ooit toegemeten heeft. Het kapitalisme kent vele gezichten, haar ideologie is altijd machiavellistisch: ze gebruikt zowel de kracht van de leeuw als de sluwheid van de vos.

…en de nieuwe technologie

Maar het voornaamste en meest universele instrument van het kapitalisme is de nieuwe technologie. Daarover moeten we goed nadenken, dat zal ons veel verwarring besparen. Terwijl we dat doen, moeten we ook het mogelijke gebruik van de technologie in veranderde (postrevolutionaire) omstandigheden in overweging nemen.

We zagen reeds dat er een sprong nodig was om van de oude naar de nieuwe technologieën over te gaan. Met nieuwe technologieën bedoelen we diegene die gebaseerd zijn op computers, lasers, het atoom, subatomische partikels, nieuwe materialen, menselijke, dierlijke, en plantaardige genetische manipulatie.

Deze technologieën verschillen wezenlijk van de oude. De oude technologie beperkte zich tot het wijzigen van materialen, tot het ingrijpen op de werkelijkheid. De nieuwe technologieën daarentegen zijn de werkelijkheid binnengedrongen. Ze transformeren de werkelijkheid niet, ze maken de werkelijkheid. Ze geven niet enkel de aanzet tot moleculaire wijzigingen en mogelijke moleculaire transformaties, ze creëren bovenal een mentale transformatie. Denk maar aan het gebruik van de televisie. Dat communicatiemiddel is ons brein binnengeslopen. Het wijzigt ons hoogsteigen vermogen om de werkelijkheid te overzien en te bevatten. Het verandert relaties in de tijd en in de ruimte. Het grijpt in op de mogelijkheid uit onszelf te stappen en de werkelijkheid te veranderen.

De ruime meerderheid van de anarchisten achten het niet mogelijk gebruik te maken van dit assemblage van moderne technologieën.

Ik weet dat dit debat nog volop aan de gang is. Niettemin is het gebaseerd op een misverstand. In dat debat tracht men immers twee dingen die radicaal van elkaar verschillen op dezelfde manier te behandelen. De oude revolutionaire droom van, laat ons zeggen, de Spaanse anarchosyndicalisten, bestond erin de macht aan te vallen en te verslaan, opdat de arbeidersklasse zich de productiemiddelen zou kunnen toeeigenen en gebruiken op een manier die rechtvaardiger en meer libertair was.

De nieuwe technologieën kunnen echter niet op een rechtvaardiger en vrijheidlievender manier gebruikt worden, omdat ze niet meer passief voor ons staan, maar dynamisch, geworden zijn. Ze zijn beweeglijk en dringen diep in ons door; ze hebben zich reeds in ons gevestigd. Als we niet snel tot de aanval over gaan, zullen we niet meer in staat zijn te begrijpen wat er nodig is om het gevecht aan te binden. Wij zullen dan niet de technologie in handen nemen, maar de technologie zal in ons haar kneedbare slachtoffers vinden. Er zal dan geen sprake meer zijn van sociale revolutie, enkel van de technologische revolutie van het kapitaal.

Dat is de reden waarom een revolutionair gebruik van de nieuwe technologieën een waanbeeld is. De misvatting vertoont overeenkomsten met de oude overtuiging dat oorlog mogelijk een aanzet tot revolutie zou kunnen zijn. Veel bekende anarchisten (3) vielen bij de aanvang van de eerste wereldoorlog ten prooi aan die misvatting. Een revolutionair gebruik van de oorlog is onmogelijk, omdat oorlog altijd een doodsinstrument is. Een revolutionair gebruik van de nieuwe technologieën is onmogelijk, omdat de nieuwe technologieën doodsinstrumenten zijn. Alles wat ons nog rest is ze te vernietigen – nu aan te vallen, niet in de toekomst. Niet wanneer het project tot voltooiing gebracht is, niet wanneer diegenen die zichzelf misleiden tot inzicht komen; nu is de tijd voor sabotage, nu is de tijd voor aanval. Dat is het besluit waartoe we gekomen zijn. En die destructieve aanval sluit de cirkel van dit betoog. Op dit punt vervoegt de theorie immers de praktijk en wordt de analyse van het postindustriële kapitalisme een instrument om het kapitaal mee te bestrijden. De analyse wordt een instrument voor opstandig en revolutionair anarchisme dat ons in staat stelt de mogelijkheidsvoorwaarden (personen, zaken) van het kapitalistische project duidelijk voor ogen te zien en onze verantwoordelijkheden op ons te nemen.

Kenniseconomie

Vandaag betekent de wortels van de ongelijkheid treffen, méér dan ooit de directe aanval tegen datgene dat de ongelijke verspreiding van kennis mogelijk maakt. Dat is zo, omdat de werkelijkheid zélf voor het eerst kennis geworden is, het kapitalisme is kennis geworden.

De universiteiten, waar de kennis aanvankelijk uitgewerkt werd en die ooit als kloosters slechts bij tijd en stond geraadpleegd konden worden, zijn vandaag de centra geworden van de repressieve kapitalistische herstructurering. Een verdeling van de kennis is dus mogelijk.

Ik leg de nadruk op de dringendheid van dit probleem, omdat het maar mogelijk is een verschil te vatten wanneer men het ziet. Maar wanneer er een scheiding tussen twee verschillende soorten kennis verschijnt, waartussen geen enkele vorm van communicatie bestaat, zal het reeds te laat zijn. De kennis van de ingeslotenen zal onvergelijkbaar worden met die van de uitgeslotenen.

Denk aan het proces waarin de scholingskwaliteit geminimaliseerd wordt. Bedenk hoe de massascholing, die vroeger nog een instrument was voor kennisverwerving, gedurende de laatste twintig jaar tot een instrument van diskwalificatie geworden is. Het algemene kennisniveau is verlaagd, terwijl een minderheid van geprivilegieerden andere kennis blijft verwerven in gespecialiseerde academische graden georganiseerd door het kapitaal.

De vorm van de strijd

Het voorgaande toont wederom de dringende nood voor actie aan. De actie, de aanval mag echter niet blind uitgevoerd worden. Geen wanhopige, onlogische aanval, maar een projectmatige revolutionaire aanval moet het worden. Die aanval moet met open ogen gevoerd worden, opdat we tot gericht inzicht en handelen zouden kunnen komen. De bestaansomstandigheden en de tijdruimtelijke realisaties van het kapitaal zijn bijvoorbeeld niet overal dezelfde. In sommige contexten is de opstand meer waarschijnlijk dan in andere, niettemin is het nog steeds erg waarschijnlijk dat de massastrijd zich op het internationale niveau zal afspelen.

Het is nog steeds mogelijk tussenbeide te komen in tussenliggende strijden, in conflicten die lokaal of thematisch bepaald zijn, met specifieke objectieven die voortkomen uit specifieke problemen. Zo’n strijdpunten zijn niet van secundair belang. Ze verstoren evenzeer het universele project van het kapitalisme. Onze tussenkomst in die strijden moet beschouwd worden als een verzetselement, als een rem die geplaatst wordt op de fragmentatie van de klassenstructuur. Ik weet dat veel kameraden die hier vanavond aanwezig zijn, direct betrokken zijn geweest in zulke specifieke deelstrijden.

In dat kader zouden we een nieuw instrumentarium moeten uitvinden. Een instrumentarium dat ons toelaat de realiteit van die strijden te beïnvloeden, zonder de bemiddeling van vakbonden of partijbonzen. Het moet ons toelaten heldere, maar beperkte objectieven uit te stippelen; objectieven die specifiek zijn en dus op zich genomen niet revolutionair. Die specifieke doelstellingen zijn belangrijk omdat er brood op de plank moet komen. We kunnen niet van iedereen offers verwachten in naam van het universele anarchisme. In deze tussenliggende strijden zijn we belast met de taak de mensen aan te zetten direct te strijden voor hun eigen belangen. We moeten hen duidelijk proberen maken dat de doelen die ze nastreven enkel door directe, autonome strijd kunnen worden bereikt. Eens dat specifieke doel bereikt is, lost de actiekern zichzelf op om in andere omstandigheden terug de kop op te steken.

Uit wat voor mensen bestaat zo’n kern? Over welk soort anarchisten hebben we het hier eigenlijk? Velen onder ons zijn anarchisten, maar wie van ons is bereid tot echte, concrete activiteit? Velen onder ons zullen halt houden op de drempel van de actie. Ze zullen stellen dat de arbeiders en de uitgebuitenen hun eigen keuzes moeten maken. Wij waren aanwezig in de strijd, wij stelden ons project voor; onze taak zit erop. Ons geweten kan zich te rusten leggen.

De fundamentele vraag stelt zich: wat is de taak van anarchisten gegeven het failliet van de propaganda? Als anarchisten beschikken we over de oplossing tot alle sociale problemen. Bijgevolg stellen we onszelf voor aan de mensen die direct te lijden hebben onder de gevolgen van het probleem, we stellen onze oplossing voor en begeven ons vervolgens terug naar huis. Nee, zo’n anarchisme staat op het punt voorgoed te verdwijnen. De laatste relikwieën daarvan worden in de annalen van de geschiedenis neergeschreven.

Anarchisten moeten de verantwoordelijkheid voor de strijd op een directe en persoonlijke manier op zich nemen. Datgene waartegen de uitgebuitenen al dan niet strijden, is immers een gemene zaak: wij lijden onder de uitbuiting net als zij dat doen. We zijn niet geprivilegieerd. We leven niet in twee verschillende werelden. Er is geen ernstige reden aan te geven waarom de massa de strijd eerder zou moeten aanbinden dan wij. Noch zie ik een reden om enkel tot de aanval over te gaan in hun aanwezigheid. Het ideaal is als vanzelfsprekend de massastrijd. Maar in het kader van de kapitalistische herstructurering zouden anarchisten niet mogen wachten op indicaties voor de massastrijd, want dat zou wel eens een wachten op Godot kunnen worden. Ze moeten hun verantwoordelijkheid op zich nemen en beslissen tot de persoonlijke en directe aanval. We zijn op het punt aangekomen van de vernietigende daad; hier sluit de cirkel zich; waarop wachten we nog?

Ook individuele acties behoren tot de mogelijkheden. Maar hierop wordt een belangrijke tegenwerping gegeven: wat brengt het ons verder een computer te vernielen? Lost dat dan het probleem van de technologie op? Deze belangrijke vraag werd ons voorgelegd toen we onze hypothese van sociale sabotage aan het uitwerken waren. ‘Wat hebben we bereikt wanneer we een hoogspanningsmast vernield hebben?’, werd er gevraagd. Eerst en vooral is de strategie van de sabotage niet zozeer gericht op het productieve eindstation van de technologie, maar wel op haar communicatienetwerk.

Dat brengt ons terug bij het probleem van de verspreiding van de kennis en als ik even zou mogen uitweiden, zou ik hier op een ernstig probleem willen wijzen. Ik sta mezelf toe de term ‘ernstig’ te gebruiken, want op dit punt heeft men een vergelijking willen maken tussen wat een clandestiene, gewapende organisatie doet door een specifieke persoon te treffen en wat een anarchistisch-opstandige structuur doet wanneer ze een technologische realisatie aanvalt. Al bij al zou er weinig verschil zijn tussen beide. En toch is er een erg belangrijk onderscheid. Het is niet het onderscheid tussen mensen en dingen. Nee, het is een nog belangrijker verschil, want de doelen die de clandestiene organisatie zich stelt, bevatten de vergissing van het centrisme. Door een persoon te treffen meent de organisatie dat ze het knooppunt, het centrum van het kapitaal raakt. Zo’n vergissing is uitgesloten in een anarchistisch-opstandige organisatie, want als zo’n organisatie een technologische realisatie aanvalt (of de persoon die ze tot stand bracht), is ze er zich ten volle van bewust dat ze niet een knooppunt van het kapitaal getroffen heeft. In de eerste helft van de jaren tachtig vonden aanzienlijke massastrijden plaats tegen de constructie van kerncentrales in Italië. Eén van de belangrijkste zwaartepunten in dit gebeuren, was de strijd tegen de rakettenbasis in Comiso. In deze context stampten we ‘basiskernen’ uit de grond. Drie jaar lang streden we zij aan zij met de lokale bevolking. Dat was een massastrijd, die om uiteenlopende redenen haar objectieven niet bereikte.

Maar dat is niet de enige strijdvorm die we overwegen; het is maar één van de mogelijkheden, één van de tussenliggende strijdpunten waaraan we als opstandige anarchisten willen deelnemen. In de jaren die volgden op deze strijd werden meer dan vierhonderd aanvallen gepleegd tegen structuren die in verband stonden met de elektriciteitsvoorziening in Italië. Er werd sabotage gepleegd tegen energiestations op steenkool, er werden hoogspanningsmasten vernietigd die soms een hele regio van elektriciteit voorzagen. Sommige van deze acties ontpopten zich tot sabotage door de massa, maar dat was lang niet altijd het geval. In die andere gevallen wandelden een groep anonieme kameraden de duistere nacht in om een hoogspanningsmast op te blazen.

Deze acties verspreidden zich over het hele land en bezaten, volgens mij, twee essentiële kenmerken: ze vormden een gemakkelijk te realiseren aanval tegen het kapitaal, omdat ze geen hoogdestructieve technologie vereisten. Ten tweede waren deze aanvallen ook gemakkelijk te kopiëren. Eender wie kan een nachtelijke wandeling ondernemen, da’s bovendien een gezonde gewoonte. In dit geval hebben anarchisten niet passief gewacht tot de massa wakkerschoot, ze hebben zélf iets ondernomen.

Buiten de vierhonderd aanslagen die ons bekend zijn, is het bovendien goed mogelijk dat er nog eens vierhonderd plaatsvonden die de staat uit angst in de doofpot gestopt heeft. Het zou ronduit onmogelijk zijn zo’n watervaleffect aan sabotageacties over het gehele land onder controle te krijgen. Geen leger ter wereld is in staat zo’n activiteit in de hand te houden. Voor zover ik weet, werd niet één kameraad gearresteerd in verband met de gekende vierhonderd aanvallen.

Tot slot

Hiermee zou ik willen afsluiten, ik ben al lang genoeg aan het woord. Onze keuze voor opstand is anarchistisch. Het is zowel een keuze van het hart, als een keuze van de rede. Het is zowel een karakterlogische beslissing, als een resultaat van analytische reflectie. Onze kennis over de huidige herstructureringen van het kapitalisme tonen aan dat er voor anarchisten geen andere weg open blijft dan die van de onmiddellijke, destructieve tussenkomst. Dat is waarom we opstandelingen zijn en ons kanten tegen elk ideologisch getater. Daarom zijn we tegen elke ideologie van het anarchisme en tegen het gezever over anarchisme. De tijd voor cafépraat is voorbij. De vijand bevindt zich net buiten deze conferentiezaal, zichtbaar voor iedereen. De eenvoudige beslissing die vijand aan te vallen, volstaat. Ik ben ervan overtuigd dat opstandige anarchisten de juiste timing en de juiste middelen zullen kiezen om de aanval aan te gaan, want met de vernietiging van deze vijand, wordt het mogelijk het anarchisme te verwezenlijken.

Originele uitgave:

Voorbereiding van een lezing in Salonika (Griekenland, 1993) gepubliceerd in Anarchismo, n°72, mei 1993.