In de beklaagdenbank
Terwijl de winkeliers van Parijs,
die ochtend hun etalages schikten,
zeiden ze tot zichzelf
met hun robuust gezond verstand:
- Er bestaat geen twijfel over, ze willen de fundamenten
van onze honderdjarige monumenten ondermijnen,
we staan tegenover een nieuw complot.
Kom, kom, flinke winkeliers!
Jullie dwalen over de vlaktes van het absurde.
Denk er even over na dat de samenzwering
waarvan jullie spreken niet nieuw is;
het omverwerpen van de vermolmde gebouwen
van de maatschappij die wij haten,
wordt al lang voorbereid.
…
Het is ons complot van altijd.
Zo D’Axa, 1892
Repressie, waar heb je het over ?
We leven in een wereld waar elke maatschappelijke structuur, elk mechanisme, elke sociale verhouding ook een repressieve functie heeft. Je zou niet al te veel moeilijkheden hebben om aan te tonen dat de strikt repressieve krachten (politie, leger, het gerecht en haar gevangenissen) in feite slechts het topje van de ijsberg zijn in verhouding tot het geheel van de onderdrukkende maatschappij. Als we repressie omschrijven als de beweging die ons verhindert, ons ontmoedigt en ons straft om dingen te doen die riskeren de economische, sociale en morele orde te verstoren, valt gemakkelijk te zien hoe alle democratische instellingen de sociale zelforganisatie verhinderen, hoe het ideaal van een liefde in dwangbuis de affectieve banden zonder teugels verhindert en hoe de economie elke poging om het geld uit je leven te verbannen bestraft. Repressie kan dus niet herleid worden tot de simpele gewapende arm van de overheersing, zelfs niet op het moment wanneer die aanklopt bij de subversievelingen.
Wanneer die gewapende arm dan toeslaat met haar arsenaal aan justitie, gevangenis en politie, is dat niet alleen een poging van de staat om de verspreiding van subversieve ideeën en praktijken te remmen of enkele storende elementen “buiten omloop” te stellen. Ze probeert ons op die manier ook mee te sleuren naar het steriele terrein van de botsing tussen de strikt repressieve krachten en de subversieve stroming. Deze botsing is zeker onvermijdelijk, maar riskeert ons halt te doen houden tegenover één enkel obstakel (de repressie tegen kameraden) in plaats van te blijven hollen “in alle richtingen”. De specifieke repressie tegen kameraden tegengaan op het terrein dat zijzelf stelt, komt dan neer op het graven van je eigen graf.
Waarom zou de repressie die ons raakt immers los staan van de repressie die de maatschappij in het algemeen treft? Ja, je zou kunnen zeggen dat niet iedereen verborgen camera’s bij zich thuis aantreft, maar dat mag ons niet doen vergeten dat de camerabewaking intussen zowat overal is. Ja, je zou kunnen zeggen dat niet iedereen zich te verdedigen heeft tegen aanklachten van terroristische, subversieve,… vereniging, maar is het soms niet waar dat brede sociale lagen aan de lopende band veroordeeld worden, hetzij door een rechter, hetzij door de instellingen van de economische, sociale en morele orde, omdat het feit dat ze proberen leven, of zelfs simpelweg bestaan, reeds aanleiding geeft tot een permanente repressie? Het is niet moeilijk om te voorzien dat in de huidige wereld die alsmaar onstabieler wordt, waar de sociale spanningen alsmaar minder beheersbaar lijken te worden zoals ze dat konden zijn in het recente verleden, de repressie als geheel zal toenemen. De bouw van allerlei soorten nieuwe gevangenissen is slechts het erg zichtbare teken aan de wand van een tendens die alsmaar harder waait.
De sociale gevaarlijkheid
Maar laten we ons nu wagen op het terrein van de specifieke repressie tegen de autonome strijden en de individuen die vechten voor vrijheid. Soms kunnen arrestaties van kameraden, de repressie van een strijd, de verspreiding van amper verhulde dreigementen tegen degenen die niet bereid zijn om de oorlogsbijl te begraven, ons ertoe brengen om te geloven dat we gevaarlijk zijn. Gevaarlijk voor de gevestigde orde, geklasseerd zoals het anarchisme sinds enkele jaren in België “als de belangrijkste en meest verspreide dreiging voor de veiligheid van het land”, op de goede weg want voorwerp van repressie? Zulke opvattingen komen eenvoudigweg voort uit het gebrek aan standvastigheid inzake de eigen ideeën, uit een ontbreken van perspectieven, want uiteindelijk doen ze niets anders dan de woorden van de overheersing voor eigen rekening nemen. In omgekeerde zin is het jammer genoeg niet zeldzaam om vast te stellen dat binnen de subversieve stroming zelf, geruchten de ronde gaan over bepaalde plekken, over bepaalde kameraden, over bepaalde strijdterreinen die gevaarlijk zouden zijn, die beter vermeden kunnen worden, die de repressie aantrekken en nog meer van dat soort dommigheden. In beide gevallen wordt dezelfde “maatstaf” gehanteerd: die van de heersende moraal en de van kracht zijnde wetten. Of erger nog, een “militaire maatstaf” die de subversie beschouwt als de som van aanvallen die toe te schrijven vallen aan deze stroming of die tendens; een maatstaf die ergerlijk genoeg niet zo zeldzaam is, niet bij de legalisten en de reformisten, noch bij de autoritaire “subversievelingen”. Hoe ging het ook al weer, dat gewraakte citaat, “Vuurvliegjes zie je omdat ze ’s nachts vliegen. Anarchisten geven licht in de ogen van de repressie omdat de maatschappij zo grijs is als de pacificatie. Niet het vuurvliegje, maar de nacht is het probleem.”
Het gevaar en de gevaarlijkheid zitten elders. Het is de ondergrondse dreiging die de eeuwen en alle gezichten die de overheersing heeft aangenomen doorloopt: de dreiging van een sociale ontploffing, van de subversie van het bestaande. Het is zinloos en het doet ook afbreuk aan je waardigheid om te verbergen dat de activiteiten en ideeën van anti-autoritaire subversievelingen erop gericht zijn om de subversie, en dus de nodige, noodzakelijkerwijze gewelddadige opstand die de wetten en moralen met de voeten treedt, aan te moedigen, te doen uitbreken, te verdedigen, te verspreiden. En de staat probeert hetgeen haar in gevaar brengt te onderdrukken, vervolgen, verstikken. De dreiging of het gevaar zijn dan ook niet een honderdtal anarchisten, maar de altijd mogelijke en onvoorspelbare verspreiding van de subversieve ideeën en praktijken die ze dragen. De dreiging, de gevaarlijkheid, dat is de besmetting die geschiedt of op z’n minst altijd mogelijk blijft. Vandaar dan ook de evidentie dat de beste solidariteit bestaat uit de voortzetting van de verspreiding van subversieve ideeën en praktijken, voorbij elke juridische of statelijke vervaldatum. En ook dat de beste verdediging tegen de repressie niet de vorming is van één of andere denkbeeldige macht die er het hoofd aan zou bieden (in de logica van de symmetrische botsing, doordrongen van een militaristische en hiërarchische visie op de subversie), dat het niet simpelweg (of beter, zozeer) een kwestie is van zich technieken en trucjes toe te eigenen om de repressie te omzeilen, maar wel degelijk de strijdperspectieven, de uitgediepte ideeën, de sociale zoektocht naar medeplichtigen in de weigering van en de aanval tegen deze wereld. In feite zouden we de kwestie kunnen extrapoleren om haar beter te vatten: kan een opstand (in de anarchistische betekenis van de term, het is te zeggen, als sociale gebeurtenis) op militaire wijze door de repressieve krachten bedwongen worden? Hangt de “slaagkans” van een opstand af van het aantal wapens en “troepen” die tot onze beschikking staan? Of vallen de redenen voor de “nederlagen” van opstanden eerder te zoeken in het gebrek aan anti-autoritaire perspectieven, in het gebrek aan “standvastigheid” van de weigering van elke soort van chef of nog, in de angst voor het onbekende van de vrijheid? De repressie van opstanden, net zoals de ontketening ervan; de repressie van opstandelingen, net zoals de besmetting van het sociale weefsel door hun ideeën en praktijken, is nooit slechts een militair feit, maar wel degelijk voor alles een sociale aangelegenheid. En er zijn niet weinig consequenties die voortkomen uit een dergelijke anti-autoritaire visie op deze kwestie die in al haar aspecten en alles bij elkaar genomen, uiteindelijk die van de revolutionaire transformatie van het bestaande is.
In de beklaagdenbank…
Vele mensen beschouwen justitie (de wetten, tribunalen en processen) uitsluitend als een instelling, als een machtsbastion in het sociale moeras. Elke instelling baseert zich evenwel in gelijke, of zelfs grotere mate, op de sociale instemming. Ze zijn uitdrukkingen van de bestaande sociale verhoudingen, of beter nog, ze zijn sociale verhoudingen. De staat, vanuit subversief gezichtspunt, is niet exterieur aan het sociale weefsel, ze maakt er deel van uit net zoals ze het op haar beurt structureert. De staatsmacht grijpen betekent dus de sociale verhoudingen die er de basis van zijn en er uit voortvloeien willen behouden; de staat vernietigen betekent een andere basis, een ander fundament (vrijheid) zoeken voor de sociale verhoudingen. Het geld kan als instelling slechts bestaan omdat de hele maatschappij er waarde aan toekent; en in omgekeerde richting conditioneert het geld de verhoudingen tussen de mensen. Een meer eerlijke herverdeling van het geld zou in essentie niets wijzigen aan de verhoudingen die het bestaan ervan genereert, het geld verbranden betekent een begin maken met de opbouw van een wereld waar de economie niet langer de verhoudingen tussen de mensen bepaalt, of beter, waar de tirannie van de economische logica (commercie, werk, accumulatie, productivisme) teruggedreven wordt. De penetratie van de koopwaar in alle sferen van het leven geeft trouwens nog een ander prangend voorbeeld van het samenvallen van de repressieve structuren en de sociale verhoudingen zoals ze vandaag zijn.
Nu we deze premisse gemaakt hebben, zullen we eventjes op de beklaagdenbank gaan zitten. Hoe kan men beweren dat in de rechtbank (inzake onze houding) niets van belang is zonder tegelijkertijd ook de poorten open te zetten voor beweringen dat in eender welke structuur van de maatschappij, niets van belang is? Als de rechtbank, net zoals de fabriek, het gemeentehuis of de familiale haard allemaal repressieve structuren in het sociale weefsel zijn, wordt het een onhoudbare positie om te beweren dat onze houding, onze activiteit en onze ideeën er van geen tel zijn. Tegenover een rechter beweren dat het je spijt gevochten te hebben voor de vrijheid verschilt fundamenteel niets van aan een man die ons mishandelt te zeggen dat we van hem houden – hetzij je natuurlijk gelooft dat de subversie een kwestie is van pose, camouflage, postiche, achterbaksheid. Afzien van ideeën in naam van tactiek en strategie (en dus voorbij de eventuele vereisten die bepaalde activiteiten kunnen vragen, zoals bijvoorbeeld het verwezenlijken van een sabotage, het leven in de clandestiniteit of de noodzakelijke ‘geheimhouding’ rond bepaalde activiteiten), zowel in de rechtbank als in de straat, staat gelijk aan ze te ontdoen van hun subversieve potentie, ze van hun slaghoedje te ontdoen – exact datgene wat de repressie probeert te bekomen. Dit gezegd zijnde, zijn er uiteraard geen recepten of axioma’s die toegepast of gerespecteerd moeten worden in de confrontatie met de rechtbank, er is slechts de coherentie tussen wat je denkt en je houding, tussen wat je verlangt en hoe je strijdt. Deze coherentie is slechts totaal in de zin dat onze individualiteit een totaaleis is. Ze is met andere woorden een permanente spanning die op hetzelfde ritme klopt als het leven zelf. Al de rest is niets anders dan het afval van de politiek.1
Zeggen dat wij geen “schuld” noch “onschuld” erkennen, dat we elke rechter, elke rechtbank weigeren omdat we vijanden zijn van alle wetten en dus vóór elke overtreding die ons vrijheidsverlangen ons ingeeft, is dus zeker geen tactisch spelletje, maar juist een uitdrukking van deze spanning naar coherentie. De solidariteit houdt dan ook op een simpele anti-repressieve reflex te zijn en wordt het schrikbeeld van een medeplichtigheid, in de zin dat we allen “schuldig” zijn aan onze ideeën en aan de praktijken die eruit voortvloeien.
De vriend van mijn vijand kan nooit mijn vriend zijn
Als justitie niet beschouwd wordt als een sociale verhouding zoals alle andere sociale verhoudingen, worden er uiteindelijk de meest ranzige tactische spelletjes ten berde gebracht. Het is overbodig om te benadrukken dat er tijdens de meeste processen maar erg weinig mensen zijn die justitie proberen te verwerpen, die tegenover de rechter weigeren hun waardigheid te begraven, die op geen enkele manier willen verklikken (en in vele gevallen betekent dat ook om te weigeren of men al dan niet een bepaald feit begaan heeft).
Jammer genoeg is het niet zeldzaam dat het er op dezelfde manier aan toegaat wanneer de verklaarde vijanden van de sociale orde voor de rechtbank komen, of op straat komen. Die twee scheiden zou ons trouwens eens te meer op het steriele terrein brengen (steriel, op z’n minst voor degenen die de vernietiging van alle macht willen) van het opportunisme en de politiek. Je ziet dan bijvoorbeeld dat de coherentie van de weigering om een verbond te sluiten en het op akkoordjes te gooien met filo-institutionele of autoritaire politieke krachten, “provisoir” begraven wordt in naam van de druk op de rechter, de nood aan een brede en diverse solidariteit, de morele chantage om de kameraden tegen elke prijs uit de gevangenis te doen komen (maar, als we een beetje gemeen zijn, zonder daarvoor zelf je eigen vrijheid op het spel te zetten). Plots worden de vurige kritieken op “rechten” en “plichten” ingeruild voor onverteerbare allianties met een of andere liga van de mensenrechten; wordt de negatie van de economie en het geld opzijgeschoven voor de verwelkoming van de steun van een vakbond, die manager van de sociale conflictualiteit en de arbeidskrachten; wordt de weigering van het spektakel en de vertegenwoordiging omgetoverd tot samenwerking met een journalist “die druk zal uitoefenen” of tot aanvaarding van de bestaande rollen (ieder op zijn plaats en klaag democratisch aan, de middelen liggen voor je) door bijvoorbeeld een “open brief” te publiceren in een officiële krant. Wat valt daarop te zeggen? De autoriteit kan nooit bestreden worden met autoritaire middelen, ziedaar een simpele frase die nooit aan actualiteit zal inboeten.
Het spreekt trouwens voor zich dat je in zulke zoektocht naar allianties, niet alleen je eigen ideeën en strijdparcours die zich afgetekend hebben en nog zullen aftekenen verkracht, dat je je niet alleen alle mogelijkheden tot ontmoeting en medeplichtigheid op sociaal vlak hypothekeert (de uitgebuiten zijn erg gewend aan hypocrisie, maar het is zeker geen vruchtbare grond voor ontmoeting en gemeenschappelijke strijd onder rebelse individuen), maar dat je je ook onherroepelijk op een terrein plaatst dat voor vrijheid is als olie voor de zee: de politiek. Zich inlaten met de politieke en haar misselijkmakende allianties, haar delegaties, haar handelen “met dichtgeknepen neus”, haar moderatie naar het “minst erge”, haar hemeltergende opportunisme, staat lijnrecht tegenover zich begeven op die terreinen waar de subversie zou moeten gebracht worden: in de straat, onder de uitgeslotenen, de uitgebuiten en de rebellen, om de bevrijdende ideeën te verspreiden, de revolte aan te moedigen en alsmaar dodelijkere aanvallen tegen de sociale orde te overwegen. Hoe weinig interessant is het om je tijd en energie te verspillen in discussies met politieke haaien, autoritaire bedriegers, schaapachtige volgelingen van ideologieën, legalisten met hun monden vol kadavers; hoe verkieselijker is het avontuur om de subversie te brengen naar het hart van explosieve sociale situaties, ver van alle bemiddeling en vertegenwoordiging. Het eerste perspectief mondt onvermijdelijkerwijze uit op bijeenkomsten, verward op vlak van inhoud en over het algemeen demoraliserend, voor de rechtbank; het tweede trekt erop uit om een episode van specifieke repressie tegen kameraden en strijden om te vormen tot een zoveelste lont om het sociale kruitvat in de lucht te doen vliegen.
Vroeg of laat
Het is zinloos om struisvogel te spelen: vroeg of laat zal elk revolterend individu en elke autonome strijd botsen op de repressie, hetzij door de slagen te incasseren, hetzij door terug te deinzen tegenover de dreiging van die slagen. Het is dus zeker van belang om de repressie (in de meest brede zin van het woord) in het achterhoofd te houden, erover te discussiëren en de ideeën en perspectieven uit te diepen, je er technisch op voor te bereiden, maar altijd door het te verbinden met de sociale verhoudingen en de spanningen en conflicten in hun schoot. Evenmin bestaat er twijfel over de noodzaak om de materiële steun aan aangehouden of opgesloten kameraden te organiseren, zonder dat die evenwel het kader overschrijdt van de eenvoudige technische kwestie die ze is.
De repressie begrijpen en blijven beschouwen als eenvoudigweg een obstakel, en niet als een onoverkomelijke muur (en nog minder als de voornaamste muur), is zeker geen makkelijke opgave. En hier hebben we het niet louter over de jaren die we mogelijks in de bak zullen doorbrengen, maar ook over alles wat te maken heeft met de “preventieve” repressie, de surveillance en de vervolging in de brede zin van het woord. Vanaf vandaag en waarschijnlijk morgen nog meer, zullen we veel beroep moeten doen op onze creativiteit en verbeelding om het repressieve net te doorbreken, maar dat is, zoals we al zeiden, slechts in mindere mate een kwestie van technieken en vermogens: het is vooral een kwestie van perspectieven, ideeën en projectualiteiten die uitgeprobeerd worden, gesmeed in de dagdagelijkse strijd.
Laten we tenslotte nooit vergeten dat onze ideeën, methodes en verlangens altijd onbegrijpelijk zullen zijn voor de waakhonden van de staat, omdat die nooit zullen kunnen vatten dat individuen zich vrijelijk en op anti-autoritaire wijze kunnen organiseren en associëren; dat ze niet begrijpen dat elk menselijk wezen op elk moment het vermogen en de keuze heeft om te revolteren – en het is trouwens op dat vermogen en op die mogelijkheid om te kiezen dat revolutionairen beroep zouden moeten doen. Het moeras van de conflictualiteit is dus zeker geen militaire, technische en tactische affaire, maar diepgaand en intrinsiek sociaal. Dit moeras doen uitbreiden, wat neerkomt op de sociale zelforganisatie van de weigering van en de aanval tegen de sociale orde en de autoriteit; ervoor zorgen dat het zich kan wapenen met bewustzijn en ideeën, is de beste manier om de repressie tegen te gaan, te overstijgen.
En in ieder geval… er valt niets los te laten, het is mijn leven zelf dat ik gekozen heb op het spel te zetten; mijn spel.
1 Het gaat hier niet over de eventuele ‘technische’ aspecten van een rechtszaak, maar over de meer fundamentele houding of ethiek (de inhoud) die aan de basis ligt van een hele regenboog aan meer ‘concrete’ uitdrukkingen (de vormen). De inhoud gaat over de weigering om afstand te nemen van onze subversieve ideeën en praktijken, wat zich tijdens een proces kan vertalen in vele vormen, gaande van totaalweigering (bijvoorbeeld niet naar de rechtbank gaan), over zich onttrekken (onderduiken), weigeren om te antwoorden op vragen of verzoeken, tot een ‘opeisen’ van de eigen ideeën tegenover een rechter (maar dus eigenlijk tegenover de straat, tegenover de sociale verhouding die aan de basis ligt van justitie, wat niet persé betekent om schuld te bekennen aan één of andere aanklacht). Dan is er nog het hele technische aspect van de juridische verdediging (noodzakelijkerwijze volgens de logica van justitie zelf) die al dan niet kan overgelaten worden aan een advocaat. Volgens ons is ook daar niet alles “eender”. Om te beginnen speelt er volgens ons de fundamentele weigering mee om de eigen onschuld te bewijzen door anderen (bekenden of onbekenden) als schuldigen aan te wijzen. Er valt ook bijvoorbeeld een fijn, maar fundamenteel verschil op te merken tussen een advocaat de vrijspraak doen vragen of hem te laten antwoorden op de schuldvraag (of onschuldvraag). Ook het bij rechtszaken courante aanhalen van de ‘sociale status’ om bij de rechter een zekere clementie los te weken doet af aan de eigen integriteit. Tot slot is de ethische en subversieve spanning niet het enige dat meespeelt: er zijn uiteraard ook de specifieke omstandigheden, de aard van de aanklachten en niet in het minst de eigen individuele karaktertrekken en voorkeuren.
Gepubliceerd in Salto, subversie & anarchie, n° 2, november 2012