Title: COPEL, tunnels en andere bijdragen van Autonome Groepen
Topic: What a story!

De geschiedenis terugwinnen. Onze geschiedenis en het gedeelte dat onze dagelijkse strijd kan helpen uit de vergetelheid tillen. Het gedeelte dat zonder scrupules verzwegen en bestraft is. Herinneren; niet om de goede oude tijd te vieren maar om de vijand efficiënter aan te vallen, om de vijand beter te leren kennen, om tijdens conflicten de vijand te kunnen ontmaskeren.

Omwille van het belang hiervan en omwille van onze onwetendheid over deze strijden die zo dichtbij zijn, hebben we de discussie met een kameraad neergeschreven. In de winter van 2003 vond die discussie plaats in een anarchistisch lokaal dat nu ontruimd is. We hebben onszelf toegestaan om enkele veranderingen aan te brengen om leesbaarheid te bevorderen (stopwoorden, herhalingen,…) zonder aan de inhoud te raken.

Voor allen die op een bepaalde plek, op een gegeven moment, alles gegeven hebben voor de vrijheid.

Moge dat niet tevergeefs zijn.

Enkele oncontroleerbare gekken

Valencia, lente 2004

COPEL, tunnels en andere bijdragen van Autonome Groepen

A. – Wel, het lijkt me - verbeter me als ik me vergis - dat het doel van deze samenkomst, naast de paëlla, het plezier van het samenzijn en dat soort dingen, een soort negatieve belangstelling voor de gevangenis is, nietwaar? “Gevangenen op straat”, “Vernietiging van alle gevangenissen”, etc. In theorie kunnen we naast samen wat dingen te doen – hoe weinig ook - ook over deze kwestie nadenken. Vandaag zal het echter geen debat zijn, maar het herinneren van de verhalen die wij geleefd hebben, vertrekkende vanuit een soort illustratie ervan. Verhalen van lang geleden, van de jaren 70 en 80. Verhalen van mensen van hier, van Valencia, die binnen de grenzen van hun mogelijkheden gevochten hebben tegen de bak. Vandaag is er een kameraad gekomen die tijdens die jaren heeft deelgenomen aan vele bewegingen. Hij is het niet gewend om in het openbaar te spreken en daarom zal ik vertellen waaruit die ‘bewegingen’ dan wel bestonden. Daarna kunnen jullie hem vragen stellen als jullie dat willen. Ik heb deze verhalen ook geleefd, zij het gedeeltijk.

Deze avonturen… In de jaren 70 vond er een strijd plaats voor amnestie, politieke amnestie, gedeeltijk in de straat en gedeeltelijk vanuit de politieke partijen. De politieke en syndicale bureaucratieën probeerden via die strijd hun deel van de democratische taart te bemachtigen. Ze stelden zich tevreden met een politieke amnestie die de democratische schijn van die tijd zou redden: amnestie voor meningsdelicten, voor politieke delicten,… De vrijheden die onder Franco een delict waren hielden op delict te zijn, en dus moesten de gevangenen die voor zo’n delicten vastzaten vrijgelaten worden. Voor velen, vooral in de gevangenissen en in de wijken, voor vrienden en kennissen, leek dit een beetje beperkt. Ze vonden dat er bovenop de politieke amnestie een algemene kwijtschelding moest zijn voor allen die men ‘sociale gevangenen’ noemde. Ze waren immers in de bak beland omwille van een socio-politieke situatie waarvan men dacht dat die snel zou verbeteren, en daarom moest ook aan hen de kans worden gegeven.

Meer concreet, het type van acties… Aan de betogingen en mobilisaties voor de amnestie namen vele mensen deel die ook de algemene kwijtschelding wilden. Wanneer ze bijvoorbeeld “gevangenen op straat” riepen, zeiden wij dat dat ook opging voor de gevangenen van gemeen recht. We droegen dan spandoeken en zo mee. In de wijken van Valencia, Madrid, Barcelona en andere plekken bestonden er zogenaamde jongerenclubs (we zullen later wel uitleggen wat dat precies was). Op die plekken, en nog andere, waren er steuncomités voor de COPEL die zich inzetten om de beweging van gevangenen en in het bijzonder de COPEL te ondersteunen en zich ermee te solidariseren, door middel van propaganda en andere methodes waarover we nog zullen praten.

Daarnaast waren er andere groepen die niet per se geïntegreerd waren in deze comités of die zich niet exclusief identificeerden met de COPEL (omdat dat voor hen maar één aspect van de situatie was) en die andere acties realiseerden. Bijvoorbeeld gelijklopend met gebeurtenissen binnen de muren, molotovcocktails smijten naar banken. Hier in Valencia, en ook in andere steden, waren er verschillende groepen in de wijk die zich coördineerden en op een bepaalde dag, op een afgesproken uur, tien of twaalf banken tegelijk platbrandden. Deze acties hadden verschillende motieven en gebeurden vaak in solidariteit met de gevangenisstrijd. De banken hadden toen nog geen gewapend glas enzovoort zoals nu. Vroeger wierpen we de cocos 1 direct doorheen de vitrines en alles schoot dan in de fik. Dat gaf je wel zin. [gelach] Nu kunnen we over deze acties praten want ze zijn toch al verjaard.

Deze acties vonden plaats in de tijd die ‘Transición’ 2 genoemd werd. Het was een tijd van confrontatie en ongehoorzaamheid die door vele mensen gedeeld werden. Deze periode van directe confrontatie met de Staat duurde ongeveer één of twee jaar, laat ons zeggen dat het toen ongeveer het toppunt was, het meest belangrijke moment. En toen het ten einde kwam omdat deze beweging verslagen werd (als je al over een beweging kan spreken) volgden de consequenties. Mensen die deelgenomen hadden aan de strijd waarover we vertelden werden gevangengenomen. Een deel van diegenen die van binnen de muren hadden deelgenomen kwamen vrij. Diegenen die niet vrijkwamen bleven niet alleen gevangen, maar moesten omwille van hun daden de repressie ondergaan in cellencomplexen van de eerste graad (wat men vandaag FIES noemt). De FIES is geen recente uitvinding, maar iets wat altijd al bestaan heeft. Het is de gevangenis binnen de gevangenis.

Toenertijd werd artikel 10 van de penitentiaire wet ingevoerd, en dat bestaat nog steeds. Het werd ingevoerd om alles wat tegen de beweging van gevangenen tegen de gevangenis gedaan was te legaliseren. Ze hebben deze wet afgekondigd om het isolatieregime te legaliseren waaronder bijna alle gevangenen vastzaten die hadden deelgenomen aan de opstanden, ontsnappingen en strijden.

Er waren nog geen gevangenissen van maximale veiligheid zoals vandaag, alleen maar de oude gevangenissen van eerste graad. Ze verschillen erg van die van vandaag maar hadden wel cellencomplexen waar permanent ploegen anti-oproerflikken aanwezig waren. Zij waren daar om de gevangenen die over het hele territorium het hoofd hadden opgeheven af te straffen en in toom te houden. Van de oproerflikken kregen zij minimaal een dagelijkse afranseling om hen te leren wat een straf is. Dat was wat er in de jaren 78 en 79 aan het gebeuren was. Vele individuen die in de straat gevochten hadden of die meer bepaald aan de strijd van de gevangenen deelgenomen hadden zaten op hun beurt in de gevangenis. Er bleven maar weinig kameraden buiten de klauwen van de gevangenis. Hier in Valencia, net zoals in de rest van het land, kwamen mensen samen om te strijden tegen de gevangenis, om te proberen hun kameraden uit de bak te halen. Er zat immers niet echt iets anders op aangezien vele kameraden in de gevangenis zaten.

Maar niet alleen hun kameraden. Hun strijd was begonnen tegen de gevangenissen in het algemeen. Dat was één van hun belangrijkste punten, en ze deden niet alleen wat ze deden om hún kameraden eruit te halen, maar wel iedereen.

Wat hebben ze gedaan? Bijvoorbeeld, meewerken aan het graven van tunnels en ontsnappingspogingen die van binnenuit opgezet werden. Ze voorzagen de gevangenen van de nodige werktuigen en organiseerden de infrastructuur om het succes van ontsnappingen (wanneer ze gebeurden) te verzekeren, wat zeker niet altijd het geval was. En toen dat alles veel moeilijker werd omwille van de penitentiaire situatie (die uiteraard niet op zich liet wachten), begonnen deze individuen tunnels te graven van buiten naar binnen. Je moet het je zo voorstellen: hier in Valencia bijvoorbeeld werkte er een brede groep individuen aan mee, vanuit de hele stad. Allemaal individuen die elkaar kenden, zoals dat hier ook zou kunnen zijn, die op een bepaald moment begonnen samenwerken aan een tunnel. Ze graafden om de mensen uit de bak te halen. Dat is hier gebeurd, het werd geprobeerd maar is mislukt. In Valencia waren het erg open acties omwille van de kenmerken van deze strijd waar veel mensen aan deelnamen. Velen hebben dat bekritiseerd, maar het is een kritiek die eveneens een verantwoording voor de passiviteit was, want het kon niet op een andere manier gedaan worden. De poging is mislukt omdat de politie erachter is gekomen voordat de gevangenis bereikt was. Het was een race: proberen tot in de gevangenis te geraken voordat je gepakt werd. En als je gepakt werd, tja, je had het dan op z’n minst geprobeerd. In Valencia werd het dus ontdekt. In Gerona probeerden ze het ook. Er zaten daar kameraden die gevangen genomen waren juist omdat ze enkele overvallen van plan waren om geld bijeen te krijgen voor bevrijdingsprojecten voor kameraden die al in de bak zaten. Ze werden in Gerona gearresteerd. Een groepje vermomde zich in blauwe overalls om onopvallend in de riolen te geraken en een tunnel te beginnen graven. Maar de kameraden binnen werden overgeplaatst. Ze hebben dan hetzelfde in Barcelona gedaan. Ze huurden daar een benedenverdieping vlakbij de ‘Modelo’ 3 en begonnen te graven. Aangezien ze geen keus hadden stapelden ze de aarde op in het huis. Ze stapelden zoveel aarde op dat de muren van het huis bijna barstten. Uiteindelijk zei de buurman: “Wel, wat gebeurt daar eigenlijk?” en belde de politie. De kameraden waren echter tot op de tanden gewapend en de politie beweerde dat (aangezien er wat militaire woningen vlakbij waren) het de ETA was die daar een tunnel groef om een bom te kunnen plaatsen. De pers heeft dat fabeltje overgenomen.

Goed, een ander aspect van die tijd. Mensen die hadden kunnen ontsnappen uit de gevangenis, die gedeserteerd waren uit het leger of die gezocht werden of die om welke reden dan ook op de vlucht waren. Er moesten plaatsen voor hen gezocht worden om onder te duiken en mogelijkheden om het land te kunnen ontvluchten. In die tijd was het veel gemakkelijker om papieren te vervalsen, net zoals het bekomen ervan.

B.- In die tijd waren de gevangenissen ook dichterbij de stad.

A. – De gevangenis was daar in de straat Petxina, in dat oude gebouw dat er staat: ‘Modelo’ hé? Wanneer er opstanden waren, kwamen de mensen die zich door dit soort dingen aangesproken voelen en ervan op de hoogte waren onmiddellijk toegelopen. De meest gebruikte tactiek was om op het dak te klimmen, een spandoek te ontrollen en daarna de gevangenis in brand te steken. Dat was fijn om te zien. Zulke zaken dus voor diegenen die binnen zaten.

In de straten rondom de gevangenis waren er af en toe rellen met de anti-oproerpolitie die in die tijd onmiddellijk chargeerden. Er werden dan bijvoorbeeld barricades opgeworpen met brandende banden. Voilà, dat was min of meer een samenvatting van de gebeurtenissen waarover we gezegd hadden te praten. Nu is het beter dat jullie vragen stellen.

G. – De COPEL waarover je sprak, waarop was die gebaseerd?

E. – De COPEL ontstond toen Franco de eerste graties afkondigde. De eerste graties waren voor de politieke gevangenen en ook wel voor wat gevangenen van gemeen recht, maar véél veel minder. Daarom, in de zin dat ze vooral graties gingen toekennen aan politieke gevangenen en de gevangenen van gemeen recht links gingen laten liggen, begonnen de gevangenen (vooral in Carabanchel) zich te coördineren en zich te organiseren in wat de Coordinadora de Presos en Lucha, COPEL [Coördinatie van Gevangenen in Strijd] genoemd werd. Voor zover ik weet, want ik zat toen niet in de gevangenis, begon het in Madrid en beetje bij beetje, door de overplaatsingen die ze ondergingen als repressailes voor de gebeurtenissen in Carabanchel, raakten de mensen verspreid over alle gevangenisen in Spanje. En overal ontwikkelden zich embryo’s van verzet.

Het was de tijd van de opstanden die ook een amnestie voor de gevangenen van gemeen recht eisten, omdat ze die toch al aan het toekennen waren aan de politieke gevangenen. In feite kwamen alle politieke gevangenen vrij. De gevangenen begonnen opstanden te doen en de COPEL op te bouwen, de coördinatie van gevangenen in strijd. Langs de ene kant was het een organisatie, terwijl tegelijkertijd langs de andere kant gevangenen in strijd alle gevangenen waren die op een of andere manier wilden vechten en wilden strijden. Ik wil zeggen dat wanneer er een opstand was en er mensen op het dak klommen, ze op dat moment allemaal bij de COPEL hoorden hoewel er in feite, zoals bijvoorbeeld in Valencia, er maar twee of drie personen van de COPEL waren (A. weet daar meer van). Maar de mensen die op het dak klommen deden dat voor alle gevangenen.

A.- Even onderbreken. De COPEL was niet echt een organisatie. De COPEL ontstond in Madrid en was een voorbeeld, een manier om van zich te laten horen, een eisenpakket,… De mensen identificeerden zich daarmee en er waren groepen die zich COPEL noemden. Maar bijvoorbeeld hier in Valencia, tijdens de jaren dat ik binnen zat, was het de tijd na ‘Dueso’ toen de COPEL een communiqué had uitgebracht dat overal verspreid werd waarin opgeroepen werd tot een vertrouwensteming ten voordele van de toenmalige algemeen directeur van de gevangenissen. En dan zijn wij uit de COPEL gestapt omdat de COPEL gekozen had voor een tactiek die in onze ogen reformistisch was. We hebben toen de gevangenis in brand gestoken om de COPEL te kakken te zetten.

Ik wil eigenlijk gezegd hebben dat de beweging van gevangenen niet de COPEL was. COPEL was een erg bijzonder aspect, erg betekenisvol en met veel invloed – zowel in positieve als negatieve zin. Er was een reeks slimmeriken en leiders die onderhandelden, die zichzelf tot vertegenwoordigers benoemden zonder ander mandaat dan hun eigen beslissing, zonder door een vergadering aangesteld te zijn. Ze speelden op z’n zachtst uitgedrukt een ambivalente rol. In het begin erg positief omdat ze de detonators waren van een veralgemeende strijd, maar daarna erg negatief omdat ze zich gedroegen als syndicalisten, of anders gezegd, als demobiliserende krachten.

G. – Als ik het dus goed begrijp, bestond de COPEL vooral uit gevangenen van gemeen recht?

A. – Zonder twijfel.

G. – En daarna kwamen de politieke gevangenen.

E. – Nee, in die tijd waren er bijna geen.

G. – Ze hadden amnestie gekregen…

E. – Inderdaad, ze hadden allemaal amnestie verkregen. De enige politieke gevangenen die na de amnestie nog opnieuw werden opgesloten waren die van de ETA en de GRAPO. Allen van daarvoor, van de ETA, GRAPO, de FRAP 4 en de anarchisten hebben gratie gekregen.

G. – Was er een duidelijk verschil tussen de politieke en ‘gewone’ gevangenen?

E. – Ja, de facto. Toen ik gepakt ben, verschilden ze nog altijd. In Carabanchel was er een deel politieke gevangenen en een deel gewone gevangenen. Toen ik in Carabanchel terechtkwam, belandde ik op de afdeling van de gevangenen van gemeen recht. Ze hadden me gevraagd of ik een gevangene van gemeen recht of een politieke gevangene was en ik heb geantwoord dat ik een gewoon gevangene was omdat ik me nooit beschouwd heb als politiek gevangene. Maar inderdaad, tot 84 of 85 was er binnen de muren een groot verschil tussen de politieke en gewone gevangenen, en zeker in de gevangenissen waar een groot aantal politieken zaten. Omdat ik lange tijd in Valencia zat en daar bijna alleen was (in het beste geval waren we met drie of vier) was er geen verschil. We waren allemaal gevangenen en dat was het dan. Maar in Barcelona of Madrid bijvoorbeeld, daar was er een groot onderscheid tussen de politieke en gewone gevangenen, vooral met de ETA, de GRAPO en de CNT.

A. – Het is niet zo dat de politieke gevangenen een speciaal, expliciet of erkend statuut hadden, maar ze waren met velen.Ze drongen daar wel op aan, zowel in de straat als in de gevangenis. Ze streden voor erkenning als politieke gevangenen. Er waren zogezegde politieke gevangenen die dat niet deden, net zoals wij geen onderscheid maakten en diegenen die zich als politieken manifesteerden bekritiseerden. We hebben nooit meegedaan aan deze beweging en hadden juist daarover conflicten met hen.

E. – Nee, maar het is waar dat de politieke gevangenen in Carabanchel, toen ik er zat (begin jaren 80), privileges hadden. Ze hadden die vast en zeker wel afgedwongen, maar het bleven privileges.

A. – Ja, omdat ze de macht hadden door met velen op dezelfde plaats te zitten: 150 milis, 80 of 90 polimilis 5 of GRAPO-leden. Ze handelden samen en hadden een complete ‘terroristische’ organisatie achter zich die de cipiers kon bedreigen enzovoort. Bovendien verdedigden ze uiteraard hun privileges en belangen tegenover de andere gevangenen. Het was dus een gecreëerde situatie.

Uiteraard is het waar dat er altijd al een discreet speciaal beleid was voor politieke gevangenen. Vandaag is er de FIES voor mensen die gevangen zitten op beschuldiging van terrorisme, een speciaal statuut dus. In feite bestond dat in die tijd niet expliciet, maar in de praktijk uiteraard wel. Maar ook vandaag is de FIES niets meer dan een rondzendbrief die wet geworden is.

E. – Je hebt het verband tussen de FIES en Herrera de la Mancha niet aangehaald. Ik denk dat ze vergelijkbaar zijn: wat vroeger Herrera was, is nu de FIES.

A. – De FIES van vandaag waren toen Ocaña, Puerto, Burgos en Huesca. Dat waren de gevangenissen waar ze mensen naartoe stuurden om speciale repressie te ondergaan. Daar zaten altijd brigades anti-oproerpolitie. Als je daar aankwam en uit de celwagen gestapt was moest je doorheen twee rijen anti-oproerpolitie lopen die je allemaal met hun matrakken sloegen. Onder matrakslagen jaagden ze je dan doorheen het hele penitentiaire complex naar een speciale bunker. Meestal was dat een binnenplaats met rondom allemaal cellen, dan de volgende binnenplaats, etc. Ze jaagden je dus eerst tot in deze uithoek, dan kleedden ze je uit, ze grepen je vast, verplichtten je te pompen; en dat allemaal onder de slagen van matrakken, niet? Daarna stopten ze je naakt in de cel, ook onder matrakslagen. Zo leerden ze je alles wat je moest leren over hoe de zaken daar werkten. De dagelijkse afranseling – het minimum – werd nooit vergeten, zelfs niet op de slechtste momenten. Zo ging het er in die celcomplexen aan toe. Zoals we al zeiden was Herrera een pilootproject. Daar was het begonnen om nadien op alle niveaus van het penitentiaire systeem toegepast te worden.

Hierop werd de penitentiaire hervorming gebaseerd. Je kwam toe onder eerste graad en kreeg elke dag slagen met een buis. Als ze met jou klaar waren (want bij velen sloegen de stoppen door, we weten het uit ervaringen van onze eigen kameraden) ging je over naar de tweede fase, dan naar de derde, de vierde om uiteindelijk in de tweede graad terecht te komen. Dat hield ook in dat je onder een open regime kon vallen en dus naar buiten mocht gaan. Maar meestal hadden ze binnen al iets gebroken, en buiten bleef dat hetzelfde.

G. – Heb je het over de gevangenis van Herrera?

A. – Ja, over Herrera de la Mancha.

G. – En was daar een speciaal regime?

E. – In Herrera de la Mancha bestond er een speciaal regime waar de ontembaren (hoewel die erg ruw waren, en dat was nog maar het minste), diegenen die gevochten hadden of deelgenomen hadden aan opstanden, opgesloten werden.

A. – Toen Herrera nog niet bestond, gingen de ontembaren van de gevangenis naar Ocaña, Puerto en Burgos en de gekken naar Huesca. In 1979 opende García Valdés Herrera, maar ze bleven dezelfde gevangenissen maar vullen. Alleen wat speciale gevallen moesten naar Herrera. Da’s het systeem om de rangen te decimeren. Als er rellen waren geweest ging één van elke tien naar Ocaña, Burgos of Puerto, en van deze groep ging er één op de tien naar Herrera. Bijvoorbeeld de gevangenen die getuigen waren geweest van de moord op Agustín Rueda, ‘de Rat’ werden in Herrera gefolterd en verplicht om hun verklaringen in te trekken. Als ze dan daarna terug in Carabanchel waren dienden ze klacht in en klaagden hun folteringen aan voor de rechter. “Ik blijf bij m’n verklaringen”, en hop, terug naar Herrera waar ze opnieuw ‘verzorgd’ werden. Ik heb het al gezegd, Herrera was een pilootgevangenis waarvoor men mensen uitkoos om hen te breken. Onder het mom van goede bedoelingen van het nieuwe systeem. Laat ons zeggen dat Ocaña, Puerto, etc. het oude systeem waren en Herrera het paradigma van de hervorming. Alle behandelingen die de nieuwe penitentiaire wet voorschreef werden daar in tijd en ruimte geconcenteerd. Goed, dit was ons thema niet, want hierover kunnen we ook eens op een andere dag een discussie over organiseren.

G. – We zouden graag weten hoe jullie je acties binnen de muren bekend maakten, hoe de communicatie binnen-buiten georganiseerd werd.

E. – Hier waren we maar met weinig. We waren autonomen, onafhankelijken en we militeerden binnen geen enkele communistische partij, noch binnen de CNT. We waren autonomen en kenden elkaar van in onze wijk Orriols. We waren een groepje makkers. Naast deze groep vrienden die elkaar kenden vanuit het jongerencentrum onderhielden we contacten met andere nabije centra waarmee we ons min of meer verwant voelden: Benicalap, Benimaclet, Quart en Mislata. Op persoonlijk niveau vormden we een groep van 20 tot 30 personen die zich betrokken voelden en deelnamen aan de strijd van de gevangenen. We organiseerden wat festivals, verspreidden propaganda, hingen een spandoek over de Maagd die daar verderop staat, organiseerden discussies en debatten. Tegelijkertijd deden we ook wat meer strijdbare dingen waarover A. al vertelde: molotovcocktails smijten en wat bommetjes aan de rechtbank.

We ondersteunden de beweging van gevangenen met geld, propaganda en advocaten. Een vriendin van ons die advocate was, was het nauwst betrokken bij de kwestie; daarna kwamen er nog wat andere advocaten.

We zijn dan beginnen radicaliseren, vooral toen kameraden van de groep gepakt werden bij acties…nu ja, met wapens en zo. Tja, we moesten ze eruit halen. We hebben ons dus serieus over dat vraagstuk gebogen. We hadden echter geen ervaring, enkel wilskracht. Zo zijn we begonnen, en ik zal jullie vertellen hoe.

A. – De contacten met diegenen die van binnenuit streden en de informatie over de acties buiten verliepen normaal gezien via de advocaten, zoals de vrouw die daar zit en die niets zegt omdat ze niet wil praten.

E. – Een voorbeeld. Van binnenuit wilden ze een tunnel graven om te ontsnappen. Om te graven hadden ze materiaal nodig. In die tijd kon je dingen doorgeven via de advocaten. We hebben ze pikhouwelen en walki-talki’s gegeven zodat we direct met de mensen die binnen zaten konden communiceren. Wij stonden buiten en bleven met hen in contact om op het moment dat ze beslisten te ontsnappen van buitenuit hulp te bieden. Maar dit alles gebeurde op een heel informele manier, gebaseerd op vriendschappen en affiniteiten. Er was geen organisatie of niks dat daarop leek.

G. – Via de advocaten dus. En ook via de familie, niet?

A. – Het ging zo in z’n werk hier in Barona. Er was een club, de 14/17… in principe was het gewoon en parochieclub, iets uit de tijd van Franco. In alle dorpen en wijken had je dit soort clubs. In de dorpen noemden ze dat ‘teleclubs’, omdat in die tijd niemand een televisie had en ze er ééntje zetten in de lokalen van de kerk. Dat trok jongeren aan, om hun hersenen te laten opvreten of wat er ook van zij. Mettertijd verloren ze echter volledig de controle. In het begin kwamen er langs de ene kant de basis-christenen van de HOAC en de JOC (min of meer strijdbare katholieke arbeidersorganisaties) tesamen. De clubs bevonden zich immers in arbeiderswijken. Langs de andere kant had je ook extreem-links, de trotskisten, de maoïsten, de LCR, de FRAP, etc. In veel van deze clubs waren het eerst de priesters en daarna de bureaucraten die de controle verloren. Uiteindelijk bleven allen diegenen die de clubs deden draaien over, wat op een asamblea leek.

Langs de ene kant draaide het erom het lokaal en haar geschiedenis te behouden, langs de andere kant om zich te verwikkelen in de strijden van de wijk. In de wijken woonden veel delinquenten, bijvoorbeeld dieven die binnen gingen en terug buiten kwamen. Via deze mensen onderhielden we ook contacten. Er waren veel gevallen van mensen die op de vlucht waren en we hielpen hen een handje. Daarna begonnen we al snel zelf in de gevangenis te belanden. We waren al actief geweest binnen de steuncomités aan de COPEL en we kenden binnen dus mensen die veronderstelde leden van de COPEL waren. Maar lid van de COPEL zijn was iets zeer relatief. In feite was het geen organisatie, het waren vastberaden groepen van bepaalde mensen op een bepaald moment. In Madrid bijvoorbeeld stonden ze in contact met een groep jonge advocaten. Ze zijn er daar in geslaagd om een toestand op te zetten die grote mediatieke gevolgen had maar dat vooral binnen de muren tot voorbeeld werd.

De gevangenen volgden en indentificeerden zich met de COPEL. Maar de mensen die wij hier ontmoeten toen we in de bak beland waren behoorden niet echt tot de COPEL. Er waren alleen wat individuen die uit Madrid kwamen en mee de COPEL gesticht hadden. Toen wij binnengingen was het een min of meer strijdbare bende die zich gebarricadeerd had in de vierde afdeling en die het zelfbeheer afkondigde. De verhouding tussen zij die iets deden en diegenen die niks uitvraten was erg ambigue. Er was een permanente dreiging van opstand. De cipiers waren helemaal niet op hun gemak en werden helemaal niet gerustgesteld door de richtlijnen van Jesus Hadad (algemeen directeur van het gevangeniswezen, later werd hij geëlimineerd door de GRAPO) die een incoherent beleid voerde.

Op bepaalde plekken in de gevangenis hadden de gevangenen de macht overgenomen. Er waren algemene vergaderingen die volledig geleid werden door gevangenen. Er was een specifieke groep die zich identificeerde met de COPEL maar je kan niet zeggen dat ze ertoe behoorden. Het waren de leiders en als er een probleem was tussen gevangenen, dan gingen zij rekening vragen aan de verantwoordelijken. Toen wij gearresteerd werden hebben ze ons niet in de vierde afdeling (de afdeling van de agitatie) gezet. Twee van ons werden in de eerste afdeling opgesloten, twee anderen in de derde. Onze eerste actie was een hongerstaking met de eis ons samen te zetten. Uiteindelijk overwonnen we en ze hebben ons toen allemaal in de vierde afdeling geplaatst. Daar was men begonnen de tunnel te graven waarover E. reeds vertelde. Wat collega’s van hem gaven werktuigen en ze begonnen vanuit hun cel. Wij zijn er daarna bijgekomen. De hele afdeling lag vol met aarde, in alle cellen van de betrokken lag aarde, in de kastjes en onder de bedden. Zelfs een vlieg kon er niet bewegen. We hadden de afdeling onder controle. We hielden diegenen die wilden rellen tegen omdat we wilden ontsnappen. Ah ja, we hadden ook wijn gestolen en die verdeelden we dan. Het was allemaal erg ambigue, lichtjes mafieus zelfs, maar het had een erg sterk en moedig strijdbaar aspect met mensen die tot alles bereid waren. Er speelde ook heel wat personalisme van een dominante groep mee. Velen hadden er genoeg van dat ze door hen gecontroleerd werden. De afspraak was dat als ze de tunnel ontdekten de gevangenis zou branden. En zo gebeurde: we werden ontdekt en hebben de gevangenis in brand gestoken. Het was een opstand van eerste klasse.

Dat was de COPEL in die tijd in Valencia. In feite waren diegenen die dit alles gedaan hadden niet van de originele COPEL, want die zaten in een andere afdeling en volgden de richtlijnen die uit Madrid of uit andere gevangenissen kwamen waarnaar mensen van de originele COPEL overgeplaatst waren.

Na Carabanchel ontstond er in Barcelona een andere groep die zich ook COPEL noemde. Laat ons zeggen dat er over het hele territorium bewegingen waren die zich met dit letterwoord identificeerden. Vooral in 77 waren er gedurende enkele maanden elke week, elke dag en overal revoltes: opstanden, zelfverminkingen, hongerstakingen,… In werkelijkheid vervoegden de mensen van de basis deze beweging omdat ze erin de mogelijkheid zagen om buiten te komen via de eis van de algemene kwijtschelding. Daarna is het fenomeen COPEL handig gemanipuleerd door García Valdés, de directeur die na de executie van Jesus Hadad aangesteld werd.

In de tijd van Hadad hadden ze alle zogenaamde aanstokers in het Centrum van Dueso geplaatst. Eerst passeerden ze langs Burgos: daar werden ze in elkaar geslagen, werd hun alles afgepakt, werden ze naakt gefouilleerd, werd hun haar afgeschoren en kregen ze een gevangenisplunje aangemeten. Dan stuurden ze hen door naar de oude gevangenis van Dueso. In Dueso werden ze opgesloten in de isolatie-afdeling en werden ze geslagen. Wat zo’n isolatiecomplex was in die tijd is een lang verhaal, maar – een beetje macaber – het was een plaats waar ze je in elkaar sloegen wanneer je je vinger bewoog. Toen García Valdés, die vast en zeker het imago van een progressief en democratisch jurist had, algemeen directeur werd, kwam hij naar Dueso. Maar net ervoor hadden ze iedereen uit de isolatie-afdeling gehaald en het zelfbeheer afgekondigd. Zelfs de administratie van het economaat was aan het toevertrouwd.

Toen kwam de klap van de onderhandelingen over de penitentiaire hervorming. Sommigen lieten zich bedriegen, voor anderen kwam het goed uit denk ik. Rond die tijd werd er een communiqué rondgestuurd zoals dat toen ging: iemand ontving een boek met een kartonnen kaft via de post. Uit dat boek was een deel uitgehaald en in die holte stak een papier dat gewaarmerkt was door handtekeningen. Volgens dit papier moesten we een vertrouwensstemming doen voor García Valdés ten voordele van de penitentiaire hervorming. Onze reactie, net zoals die van het merendeel op de vierde afdeling, was dat we geen gouden kooi wilden, dat we vrijheid wilden. Dat ze hun hervorming maar in hun gat staken, gevangenissen vallen niet te hervormen, ze moeten vernietigd worden. We hebben daar dus mee gebroken en onze praktijk verdergezet: we hebben de gevangenis in brand gestoken op het moment dat de COPEL verzocht om geen brand meer te stichten. Toen kwam wat de criminologen de tactiek van de vertakking noemen: de lastpakken gaan naar de FIES en de braven krijgen een open regime. Dat de lastpakken wegrotten in de FIES en dat de anderen erbuiten wegrotten, zich institutionaliseren en zich door de kletskoek van de zogenaamde resocialisering wroeten – wat in feite een proces van vernedering en verloedering is. Dat proces begon met de mensen die verondersteld waren bij de COPEL te horen, de mensen die bewogen, de meest intelligente of onstuimigste. Diegenen die zich aanpasten, die onderhandelden, die ingingen op de verschillende voorstellen tot ‘medebeheer’ die in verschillende centra gelanceerd werden waren de eersten om op verlof te mogen gaan. De rest ging naar Ocaña, Burgos, Puerto, Huesca en velen naar Herrera. Dat is was er gebeurde.

G. – Wat waren die steuncomités van de COPEL?

E. – Wij waren niet echt een steuncomité van de COPEL, wij ondersteunden de strijd van de gevangenen. En wat er (in theorie) was binnen de muren was de COPEL, dus steunden we de COPEL. We brachten een tijdschrift uit waar we eerder dan eigen artikels teksten die uit de gevangenis kwamen en persknipsels plaatsten. We noemden dat: “Zij die nooit het woord gekregen hebben nemen het nu.” We hadden dat overgenomen van een blad uit Barcelona of Madrid. Via het tijdschrift kregen we contacten, we gaven ze via de advocaten aan welbepaalde mensen, mensen van de wijk. Tijdens en na opstanden gaven we allerlei zaken aan diegenen die in de strafcellen (hier in Valencia van het Amerikaanse type) zaten. We gaven hen eten, kleren,… Vele spullen gaven we door via de intermediair Presen die in de gevangenis les gaf, eerst aan vrouwen en daarna aan mannen. Elke week kwam onze groep van de straat samen om min of meer legale dingen te doen: stickers, brochures, tijdschriften, festivals, debatten,… de lerares was er dan altijd bij. Ze was vrij betrokken en heeft ons geholpen met legale dingen, en dat heeft ze goed gedaan. Ze was een functionaris en al wat we over haar kunnen zeggen is positief.

A. – Kan je wat vertellen over hoe het begonnen is met die molotovcocktails?

E. – De eerste molotovcocktails werden gesmeten tijdens de verjaardag van de laatste vijf executies onder Franco, die van 27 september 1975.

A. – Ik dacht dat het begonnen was met de executie van Puig Antich…

E. – Wel, we zijn begonnen op de verjaardag van de 27ste september in 1976. Toen begonnen ook de strijden van de gevangenen van gemeen recht bekend te geraken – wat volledig nieuw was. De steun aan de strijd van de gevangenen kwam op. zoals onze anonieme communiqués zeiden: “Sloop de muren van de gevangenissen!” Zoals A. al vertelde: op een bepaalde nacht smeten 30 of 40 individuen allemaal molotovcocktails op hetzelfde tijdstip. We spraken bijvoorbeeld af om twaalf uur ‘s nachts. En dan stonden om twaalf uur ‘s nachts 10 of 12 banken in brand. Twee of drie personen per bank. Om de aandacht te trekken en een communiqué op te sturen, we hadden geen andere ambities.

Ok, de manier van strijd wat veranderen, of beter gezegd, de strijd radicaliseren. De strijd van de gevangenen van gemeen recht werd volledig genegeerd door de politieke partijen en syndicaten. Alleen één of ander klein groepje extreem-links en de CNT namen eraan deel, en dan nog: af en toe een communiqué in hun blaadjes publiceren… Maar tijdens opstanden, wanneer er betoogd werd, etc. stak echt niemand een handje toe. Wij hebben vaak opgeroepen voor samenkomsten en betogingen maar meer dan 50 mensen konden we niet tesamen brengen. Alleen wij bleven over, de mensen van de wijk en uit de omgeving…

G. – Hoe was de relatie tussen gewone gevangenen en politieke gevangenen?

A. – In die tijd, in het begin, waren er geen politieke gevangenen meer omdat die door de laatste amnestie allemaal waren vrijgekomen. Je moet onderscheid maken tussen amnestie en gratie, wat niet hetzelfde is. Amnestie betekent dat een aantal zaken die vroeger een delict waren het niet meer zijn. Met de overgang van dictatuur naar democratie hielden bijvoorbeeld de meningsdelicten, verenigingsdelicten, etc. op delicten te zijn. Je spreekt over gratie wanneer je straf wordt kwijtgescholden hoewel de handeling waarvoor je gestraft bent over het algemeen strafbaar blijft. Amnestie was enkel van toepassing op de politieke gevangenen. De gewone gevangenen streden voor een algemene gratie omdat ze vonden dat het discriminatie was dat de politieke gevangenen vergiffenis kregen aangezien de politiek-sociale situatie veranderd was en dat zijzelf die kans niet kregen.

E. – Buiten bestond toen de vereniging van familie van politieke gevangenen, de FAP. 6 De gevangenen van de FRAP hadden een eigen vereniging, de AFAPE 7, maar de gewone gevangenen hadden niets van dat. Er was uiteraard wel de familie maar dat speelde zich af op persoonlijk niveau. Er was dus ook geen enkele vorm van onderlinge coördinatie.

G. – Hoe was de relatie in de gevangenis tussen diegenen die wel steun van buitenaf kregen en diegenen die dat niet hadden?

E. – Hoe dat zat in de tijd van de opstanden, daar kan ik je niets over vertellen, omdat ik toen niet in de gevangenis zat. Ik kan je wel vertellen over de jaren 80 toenik binnen zat. Over het algemeen was er een onderscheid tussen politieke en gewone gevangenen. De politieke gevangenen gingen alleen met elkaar om, net zoals de gewone gevangenen. Er was maar weinig communicatie. Er waren uitzonderingen, maar over het algemeen wilden de politieke gevangenen niets met de gewone van zien hebben. Ze gedraagden zich als politiekers. Ze kwamen van een andere klasse.

A. – Over het algemeen keken de politieke gevangenen (zowel de democraten als de terroristen) neer op de gewone gevangenen. De GRAPO-gevangenen zeiden zelfs: “Wanneer wij aan de macht komen, zullen we jullie allemaal autowegen laten bouwen.” Alleen wat getikten braken met de rol van politiek gevangene, en dat was het dan. Wij zaten meer bij de gewone gevangenen dan bij de politieke.

E. – Er was een diepgaand verschil op sociaal gebied tussen mensen die de tijd hadden om na te denken en mensen wiens leven al uitgestippeld was en die stalen om te overleven.

A. – Je moet bijvoorbeeld een verschil maken tussen een politiek gevangene van de PC of de CCOO 8 of van eender welke democratische vakbond of partij (die in de meerderheid waren toen Franco stierf en in 1976 vrijkwamen) en de gevangenen die vastzaten omwille van gewapende acties (die pas later vrijkamen, tot eind 1977) en later terug in de gevangenis terechtkwamen. De democratische soort behoort natuurlijk tot de bourgeoisie, het zijn mensen van het kapitaal, daar moet je je niet in vergissen. Het zijn mensen van het kapitaal; en de politieke omstandigheden waren hun bazen toen niet goedgezind. Maar toen de democratie kwam werden alle politieke gevangenen die geen terroristen waren al snel vrijgelaten, want de partijen hadden hen nodig om de taart te komen verdelen. De andere politieke gevangenen zoals die van de ETA, GRAPO, FRAP,… hadden een autoritaire visie, het waren etatisten. Het zijn geen vijanden van de gevangenis, het zijn juist aanhangers van de Staat en de repressie. Ze voelen geen enkele solidariteit met de gewone gevangenen. Ze vinden dat ze niets gemeen hebben met gewone gevangenen. Ze verdedigen hun privileges en dat is het dan. Ik heb gezien hoe GRAPO-leden in Carabanchel een jonge kerel die hun papegaai gestolen had hebben vastgegrepen en gelyncht. Ze wilden hem van de derde verdieping naar beneden smijten. Voordien werd gezegd dat ze dat in de politiekantoren deden, maar de GRAPO-leden weten ook hoe het moet. Zo ging het eraan toe op de derde afdeling in Carabanchel: op de derde verdieping de politieke gevangenen, op de tweede diegenen die tussenin zaten en op de eerste en gelijkvloers zaten de gewone gevangenen. Toen ze de scène met de jonge kerel en de GRAPO-leden zagen, stormden de gevangenen razend naar boven en er dreigde een zware vechtpartij van komen. Het resultaat was dat de jonge kerel in de strafcel belandde: het was of hem lynchen of hem verklikken.

Dit voorbeeld om je een beeld te vormen. Anderen zullen er een andere mening over hebben, maar dit is de mijne. Ik heb hierover ruzies en vechtpartijen gehad met leden van de GRAPO en de ETA. In Carabanchel onderhandelden de Etarras (aangezien ze in de meerderheid waren) met de directie over eender wat dat hun door het hoofd schoot. Wij, de overschot van politieke gevangenen, autonomen, leden van de CNT, enzovoort moesten of doen wat zij beslist hadden of we deden uit onszelf wat ze zeiden. Dat was de keuze die we volgens hen hadden. Tot in het absurde…: zij hadden beslist om beurten de gevangenis in ploegen te kuisen, blok per blok. Maar wij beslisten dat we onze gevangenis niet zouden kuisen, we zouden nog liever creperen! Toen het aan ons was kwamen deze hoerenzonen ons verplichten om te kuisen. We moesten met hen vechten om nee te zeggen.

A. – Je moet begrijpen dat dit alles (de tunnels van binnen- of buitenuit), laat ons zeggen, een heraanpassing van de beweging was waarover we gepraat hebben, van de wijk, van de clubs, van de COPEL-steuncomités,… Een ander verhaal, een ander type werk, en iedereen begon te graven!

E. – We zijn ons verhaal begonnen met jullie tunnel die min of meer in juni 78 ontdekt werd. In de zomer daarop vonden de arrestaties in Gerona plaats. De mensen van Gerona werden gepakt en lieten rondgaan dat de mogelijkheid bestond om het via de riolen te proberen. We zijn daar meerdere maanden gebleven om het te proberen, maar het was niet mogelijk. Ik zat wel onder de gevangenis, maar in een zeer smalle riool en het was onmogelijk er te werken, er viel niets mee aan te vangen. We hadden geen middelen omdat we in Barcelona zaten: een andere kameraad en ikzelf (die het meest aan het plan in Gerona gewerkt hebben) overbrugden de afstand per trein, met zo’n duiktenue! Stel je voor… wanneer we naar Gerona gingen viel het nog mee, maar wanneer we terugkwamen, met die rioolgeur in de trein! Dat ging zo niet langer. We hadden daar geen steun. We gingen naar Valencia en toen hebben we onze mogelijkheden om daar iets te doen serieus bestudeerd. We onderzochten de riolen vlakbij de gevangenis, langs de kant van de rivier. Uitiendelijk vonden we een plek waar het mogelijk was om een tunnel van 50 meter te graven. We begonnen eraan en werkten twee of drie maanden door.

A. – Jullie begonnen eraan… met wie, met hoeveel en hoe?

A. – We begonnen met vier of vijf maar er waren mensen die ermee ophielden. We hadden meer mensen nodig. We verwittigden mensen die we persoonlijk kenden. D’r was geen enkele vorm van organisatie, niets van dat. We lieten het nieuws rondgaan en het merendeel besloten mee te doen. Sommigen kwamen één dag, anderen bleven langer,…

A. – Hoeveel mensen zijn er komen werken?

E. – In Valencia maar weinig, twaalf mensen in het beste geval.

A. – En hoeveel ondersteunden het project? Hoeveel personen waren er op de hoogte?

E. - In theorie, de deelnemers. Als de deelnemers teveel gepraat hadden, zouden veel meer mensen het geweten hebben. Maar in theorie alleen de deelnemers dus.

G. – Heeft er iemand dan z’n mond voorbijgepraat?

E. – Nee, het is niet daardoor dat we gepakt zijn. De klap kwam uit een andere hoek maar we kunnen er nog niet met zekerheid over vertellen. We onderhielden contact met een gewone gevangene. Zijn broer werkte met ons mee. Feitelijk heeft hij vanaf het begin de zaak mee bestudeerd en heeft hij er tot het einde aan meegewerkt. Hij werd niet gearresteerd omdat de dag dat ze ons arresteerden hij er niet was. Blijkbaar had de moeder van deze kerel en z’n broer die in de gevangenis zat een relatie met een sergeant van de Guardia Civil die dienst deed in de gevangenis. Er valt wat voor te zeggen dat de klap vandaar kan gekomen zijn. Twee of drie dagen voordat ze onze arresteerden, waren ze ons aan het opwachten. Wij zijn toen niet naar binnengegaan en we zijn gewoon uit de riool gekomen. Maar de Guardia had een radio-beveiliging die tot twee kilometer ging. Op een zondag, twee of drie dagen ervoor, deden ze een serieuze celdoorzoeking in de gevangenis. Ik denk dat de slag kwam vanuit de gevangenis, van de gevangenen.

A. – Maar voor de celdoorzoeking zaten wij in de vierde afdeling, aan het wachten op het juiste moment. Op een dag kwamen er mensen van de derde afdeling me zeggen: “Hey, wat gebeurt hier? Het gaat de ronde dat er een tunnel wordt gegraven…” Ik ben dan naar de derde gegaan en heb met wat mensen gesproken. Het was maar een vaag gerucht. Ze wisten van niks maar ze wisten dat er iets was. Voor de arrestaties was er een algemene doorzoeking in de vierde afdeling en niet in de derde. Een gigantische doorzoeking maar uiteraard hebben ze niets gevonden. Eén van die dagen is X gearresteerd die té veel praatte: elke keer als hij aangehouden werd, waren er tachtig die erna gepakt werden. Ik denk niet dat hij in het politiekantoor gepraat heeft, maar wel dat hij het aan de mensen van de derde vertelde heeft toen hij naar de gevangenis overgebracht was. Want alle veronderstelde leden van de COPEL zaten op de derde.

E. – Twee broers van X werkten aan de tunnel en die kerel heeft zich enkele dagen nadat hij buiten was terug laten pakken. Hij zal verbaasd geweest zijn over zijn broers en het in de gevangenis rondverteld hebben, dat zou weleens de uitleg kunnen zijn. Ik wil ter onzer verdediging zeggen dat er aan de kant van de deelnemers, ook daarvoor in de tijd van de molotovs, nooit iemand geïnfiltreerd is, het was een vrije veilige groep.

A. – Het waren zeer open groepen en nooit liep er wat mis omdat het persoonlijke groepen waren, met mensen die elkaar vertrouwden en waardeerden.

E. – Het waren mensen die de franquistische periode meegemaakt hadden en gewend waren aan de clandestiniteit. Gewend om weinig te praten, om dingen te verzwijgen. Ik denk dat het zeer goed gewerkt heeft. De zaken waardoor we gearresteerd werden hadden nooit iets te maken met verklikking, het waren toevaligheden.

A. – Er waren mensen van de CNT die zeiden dat dit niet serieus was omdat te veel mensen ervan wisten.

E. – Ja, zoiets heb ik ook gehoord, en het zou kunnen dat ze een beetje gelijk hebben. Maar was er een andere manier om het te doen?

A. – Ik denk dat wat ze eigenlijk willen zich rechtvaardigen is omdat het toen in plaats van risico’s te nemen gemakkelijker was om te zeggen: “Pff! Wat een bende chaoten!”

G. – Vanwaaruit probeerden jullie de tunnel te graven?

E. – Wij begonnen richting Mislata, naast de rivier, met de gevangenis aan onze linkerkant. In de straat die recht op recht naar Mislata gaat is een riooldeksel. Waar dat deksel is bevindt zich min of meer de riool die naar Mislata gaat en vandaaruit is er maar één riool die verdergaat tot in de gevangenis. Daar begonnen we met de tunnel. We hadden zo’n acht à tien meter gegraven toen we gearresteerd werden. In het midden van de tuin van Campanar is een riooldeksel en vandaar daalden we af en gingen dan een paar kilometers tot Mislata. We gingen de riolen erg ver van de gevangenis in. Op de nacht dat we gearresteerd werden stond de Guardia Civil daar al twee of drie dagen op ons te wachten. Heel de Guardia Civil was opgeroepen om ons te pakken. Ze wisten niet langs waar we de riolen ingingen, alleen waar de tunnel was. Ze hadden de tunnel gaan bekijken voordat ze ons gepakt hebben maar wisten niet goed waar ze ons moesten opwachten.

G. – Wie zou er uit de gevangenis ontsnappen?

E. – In het begin hadden we het als een algemene ontsnapping gepland, dus zoveel mogelijk mensen proberen helpen ontsnappen. Het probleem was dat ik wilde dat mijn vrienden als eersten zouden weggeraken. Ik heb aan een kameraad die gepakt was met A., die zelf in Ocaña zat, gevraagd om het aan A. door te zeggen. Opdat die op één of andere manier zich kon laten overplaatsen naar Valencia. Het idee was toch dat we tegen alle gevangenissen en voor de vrijheid van alle gevangenen waren, en dus voor de algemene ontsnapping.

A. – De tunnel moest naar de vierde afdeling gaan. In de vierde zaten allen die gestraft waren naar aanleiding van de vorige opstanden. Normaal gezien zou er van de derde niemand weggeraken, maar het was wel de bedoeling dat iedereen van de vierde afdeling zou kunnen ontsnappen.

En ja, buiten konden we rekenen op zij daar. Ze zou een tank hebben binnengebracht als dat moest. De bezoeken van de advocaten vonden doorheen tralies plaats en zij nam alle risico’s om alles wat nodig was langs daar binnen te brengen. Allerlei informatie, contacten onderhouden, alles!

G. – En jullie deden dus dingen samen met gewone gevangenen?

A. – Uiteraard! We waren geen politieke gevangenen, wij waren tegen dit onderscheid.

E. – Je vader was erbij, in de tunnel die ze van buiten gegraven hebben.

A. – Ja, het waren Cefe, Crespo, Palomares en Chacón die ermee begonnen zijn. Wij zijn er pas later bijgekomen.

G. – Maar jullie waren politieke gevangenen?

A. – Nee, wij niet, wij zaten er als gewone gevangenen. Ze wisten wel dat we iets met politiek te maken hadden, maar we waren daarover gestapt. Wij, de vier die hier in Valencia in januari 78 gevallen waren, wij zijn vergeten ons als politieke gevangenen te profileren.

G. – Goed, maar jullie waren opgepakt voor iets politiek…

A. – Wij zijn gevallen omdat we ons stomweg hebben laten pakken en omdat ze ons met wapens gepakt hebben…

G. – Maar er was een onderscheid in de gevangenis. Ook al definieer je jezelf niet als politiek gevangene, in realiteit wist je toch dat je daar voor een politieke zaak zat, niet?

A. – Het verschil was dat ze een beetje bang van ons hadden omdat ze niet wisten langswaar we zouden wegkomen… We waren met vier. De twee minderjarigen werden in de eerste afdeling (voor minderjarigen) gestoken. De twee anderen zaten in de derde. Maar het boeltje zat in de vierde. Daarom wilden we vanaf het begin uiteraard eerst samengezet worden en daarna in de vierde belanden, want daar ging het er prettig aan toe. Op de andere afdelingen deden ze niets anders dan mens-erger-je-niet spelen en wij wilden ontsnappen of de gevangenis in brand steken of allebei. We gingen in hongerstaking opdat ze ons zouden samenzetten. Aangezien de bewaking tijdens onze hongerstaking verslapte, zijn we naar een cel in de vierde afdeling gevlucht en hebben ons daar gebarricadeerd. Ze hebben ons eruit gejaagd en geslagen. We werden in de strafcel gestoken waar we 23 dagen lang in hongerstaking zijn gegaan. Uiteindelijk hebben ze ons dan maar op de vierde gestoken. Daar kenden we al wat mensen. Het was een groep mensen die langs de ene kant bereid waren om te strijden maar die langs de andere kant ook de rest wilden leiden en in zekere zin wilden manipuleren. Iets tussen voorhoede en maffia. Ze respecteerden ons omdat we anarchisten waren en omdat we bankovervallers waren. In die tijd waren er trouwens maar weinig bankovervallers. Voor ons draaide het er niet om ons al dan niet als politieke gevangenen te claimen. Dat interesseerde ons niet. We zochten daarentegen mensen die vrienden in de straat hadden, die of die waarmee we al in contact stonden. Wij wilden met hen samenleven, we wilden daar zitten om de strijd verder te zetten.

G. – Waren er toen al veel drugs in de gevangenis?

A. – Vroeger en nu. Maar in de jaren waarover we het hebben waren er nog niet zoveel drugs, noch in de gevangenis noch op straat. Net in 1978 werd de eerste junkie opgesloten in de gevangenis van Valencia. Het was erg bizar. En hij was een kameraad van ons. We oefenden druk uit op de manco (psychiater in de gevangenis) om hem een behandeling of zoiets te geven. Dan zijn de zakken heroine beginnen komen, zowel binnen als buiten. In het begin waren het de mensen die naar Thailand reisden die het meebrachten. Het was een kliekje, een erg kleine minderheid die de hippie wilden uithangen. Ze probeerden alles uit, ze reisden wat, het avontuur,… de valstrik. Op een gegeven moment begon de Guardia Civil grote hoeveelheden heroïne binnen te brengen in Baskenland, Andalusië, overal. Ze organiseerde dat via hun vertrouwelingen. Waarom? Ze begonnen net in die streken waar het meeste mensen aan het strijden was. In Baskenland bijvoorbeeld was de situatie erg explosief. Dagelijks was er strijd in de straat, en niet echt met nationalistische motieven. Veralgemeende ongehoorzaamheid. Arbeiders die geen arbeiders meer wilden zijn, de bestaande orde wilden omverwerpen en elke dag probeerden rel te schoppen. Velen zijn geëindigd als junkies, velen zijn gestorven, velen zijn in de gevangenis beland.

En dan schotelen ze ons opnieuw het verhaaltje over het verschil tussen politieke en gewone gevangenen voor. Wat een belachelijk onderscheid! In die tijd kwam toen een golf van bankovervallen opzetten, in de jaren 78, 79, 80,… Tot dan deed niemand overvallen, behalve de professionelen of mensen die uit het buitenland kwamen. Plots merkte iedereen dat het in feite gemakkelijk was. In heel het land begonnen mensen hold-ups en overvallen te doen, maar echt een golf van overval na overval na overval. Dat is geen gewone delinquentie die je kan plaatsen tegenover … Voor mij is dit een politieke beweging, een beweging van onteigening, een beweging tegen privé-eigendom. Voilà. Daarenboven hadden deze mensen niet de typische mentaliteit van pooiers of van geldsmijters, want in feite deden velen van de mensen die gepakt werden voor overvallen en bereid waren tot alles ook gelijkaardige dingen als waarover we verteld hebben. Ze waren bijvoorbeeld bereid hun collega’s te helpen ontsnappen, steun te bieden als iemand erin slaagde, de strijd op allerlei manieren te ondersteunen. Zo waren er de GAPEL, steungroepen voor gevangenen in strijd… Alle bewegingen, ook degenen waar wij deel van uitmaakten, hebben maar kort geduurd maar ze dienden als detonators binnen een ruimere, meer complexe beweging met andere kenmerken. De handelingen, de tendenzen en aspiraties van de autonome strijd van de gevangenen duurden niet lang. En niet alleen bij de gevangenen: één op de tien naar de strafcellen, en van die tien één naar Herrara; maar ook in de strijd waar één op de tien gevangen gezet werd. Zo eenvoudig was het. Gevangenen zijn een bepaalde sociale groep, een soort staalkaart. Wat in de straat gebeurt valt niet te scheiden van wat er in de gevangenis gebeurt. En de samenstelling van de gevangenisbevolking valt niet te scheiden van de levensomstandigheden van de bevolking in het algemeen. Tot in het jaar 78 bijvoorbeeld zaten de meeste gevangenen voor het volgende (of iets gelijkaardig): een 1430 stelen (automerk), ermee tegen een winkel van huishoudelijke apparaten rijden en de spullen nemen om ze verder te verkopen (of iets gelijkaardigs). Drie jaar daarvoor behoorden diegenen die zoiets deden bij bendes (die je in elke wijk had) en die met elkaar in de discotheken vochten omwille van territoriale kwesties enzovoort. Vier jaar later waren diegenen die niet dood waren of opgesloten zaten en niet werkten als bouwvakkers of getrouwd waren, overvallers geworden.

Dit is geen delinquentie, dit is een deel van het proletariaat dat op een bepaalde manier handelt en op een bepaalde manier ongehoorzaam is. En dit heeft niet minder waardigheid dan andere vormen van ongehoorzaamheid, en daarenboven is het radicaler en krachtiger dan lid te zijn van, weet ik veel, de CCOO bijvoorbeeld.

G. – Ik denk dat wanneer je uit de gevangenis komt en je werkt (om terug te komen op wat je zei over bouwvakkers) en dat als er dan een overval is… Kwamen ze jou dan niet als eerste opzoeken om je terug op te sluiten zonder te weten of jij het was? Hoe ging dat dan?

A. – Ja, vooral onder Franco kwam het vaak voor dat ze een ezel oppakten en hem de dood van Manolete [een beroemde stierenvechter, nvdv] lieten opbiechten. Als ze de stier niet te pakken kregen, pakten ze een ezel.

G. – Een vraag aan beiden: ik weet niet of jullie weten hoe de situatie van de vrouwen in de gevangenis in die tijd was. Het lijkt me dat alles waarover jullie gepraat hebben gaat over de gevangenissen voor mannen.

E. – Ik kan een beetje vertellen over mijn tijd hier in Valencia. Er waren maar weinig vrouwen, misschien tussen vier en tien vrouwen. In Valencia was er geen enkele beweging vergelijkbaar met de COPEL van mannen, niets van dat. Ik denk wel dat er in Barcelona iets geweest is waar wat meer vrouwelijke gevangenen bij waren. Maar in die tijd zaten er maar weinig vrouwen in de gevangenis.

A. – De vrouwengevangenissen werden beheerd door nonnen. Die gevangenissen waren niet beter dan die van de mannen, maar er hing een erg paternalistisch controle-sfeertje. Ze deden je moraal vreten. Het was als een begijnhof.

G. – Er was dus eerder psychologische dan fysieke folter.

A. – Ik denk het ja. In het boekje met de oproepen uit de gevangenis van Segovia van Muturreko 9 staat er een verhaal over Trinidad.

E. – Ja, maar da’s al later, da’s over de jaren 80. Aan het eind van de jaren 70 zaten er maar weinig vrouwen in de gevangenis. Het merendeel zat in Yeserías in Madrid.

A. – Vandaag zijn er 60 000 gevangenen. Toen waren er twaalf of dertien duizend. En het het percentage vrouwen was lager dan vandaag. Het is dus alleen maar blijven stijgen, ook al blijft het nog relatief laag. Maar toen waren er echt maar weinig vrouwen. In de vrouwengevangenissen werden mensenrechten of waardigheid niet gerespecteerd. Er waren mishandelingen en wat je je maar kan inbeelden. Het leek op een nonnenklooster waar de nonnen cipiers waren. Zo was dat toch in Trinidad, Barcelona en ook hier denk ik.

E. – Beeld je in dat er in Valencia 800 gevangenen zaten, terwijl er ongeveer 8 of 10 vrouwelijke gevangen zaten.

A. – Daarna is het maar blijven evolueren; en het is een feit dat vrouwelijke gevangenen veel specifieke problemen ervaren, zoals het moederschap.

G. – Ik denk dat ze de vrouwen vooral wilden doen voelen dat ze verdorven en afgedwaalde vrouwen waren, dat ze slecht gezien werden, dat ze hun kinderen hadden verlaten. Dat ze marginaal waren, dat ze niks anders deden dan ‘s nachts gaan fuiven en dat ze hun plichten als vrouw niet vervulden.

G. – Ik denk dat het eerder een straf voor vrouw zijn was…

E. – Vandaag gebeuren nog veel gelijkaardige zaken plaats in de vrouwengevangenissen, het blijft hetzelfde…

[Iemand spreekt over de positieve aspecten van bepaalde experimenten hier in Valencia, over alternatieven voor de gevangenis zoals appartementen in een open regime zodat gevangen vrouwen hun kinderen bij zich kunnen houden. Dit deel van de opname is quasi onverstaanbaar…]

A. – Maar dat is onmogelijk. Dat lijken openingen, maar ze worden uiteindelijk altijd gerecupereerd. Het doel van zo’n appartementen is het opsluiten van een persoon door haar te pakken waar het het meest pijn doet: haar kind. Dat is barbarij. Langs de andere kant moet je erkennen dat in het geval van de mannen, van de gevangenen in het algemeen meer dan de helft vrijwillige gevangenen zijn. De gevangenis is uitgestrekt, als cirkels: de dichtheid van de repressie is erg geconcentreerd in de centrale kern en vaagt zich dan verder uit. Hoe meer je je in de periferie bevindt, hoe meer de gevangenis afhankelijk is van je subjectiviteit. Je kan je eigen cipier zijn. Degenen die niet naar de gevangenis gaan… dat is ofwel omdat ze zich niet laten pakken (de minderheid) of omdat ze de wet respecteren. En degene die de wet respecteert heeft geen cipier nodig omdat die al in zichzelf zit. Vooruit E., vertel ons het verhaal van Barcelona.

E. – Maar ik dacht dat het meest interessante is de verbinding te maken met onze huidige situatie. Iemand vroeg me wat we van steun deden en ik was aan het nadenken over wat we buiten propaganda deden. Wel, met wat mensen deden we de volgende dingen. We zetten overvallen op en gebruikten het geld om borgtochten te betalen en wat geld aan gevangenen te geven. Naast de steun aan de strijden binnen in de vorm van symbolische acties zoals molotov cocktails of bommetjes verborgen we mensen die uit de gevangenis ontsnapt waren of gezocht werden door de politie. We beschikten over een infrastructuur op persoonlijk niveau, op niveau van relaties. Autonome mensen, die niet akkoord waren met de soort politieke strijd op dat moment zoals die door de politieke partijen gevoerd werd. Wat zouden we vandaag kunnen doen? Wat we toen deden, is dat nu nog geldig, of mogelijk…

A. – Of adequaat. Om te beginnen was het niet voorzeker geldig. Het gaat er dus niet over of wat toen gebeurde vandaag geldig zou zijn. We vertelden jullie hier niet over grootse slagvelden, in feite waren het bijna allemaal mislukkingen. Bijna niets liep goed af. Wij waren hartstochtig, maar de realiteit was dat niet bepaald…

E. – Maar jawel, er zijn goede dingen geweest. We hebben de kogels uit de lichamen van gewonde vrienden kunnen halen na confrontaties met de flikken, want we kenden wat bevriende dokters. We kenden maten voor vanalles en nog wat die misschien niets anders deden, maar je kon naar hen gaan en zeggen: “Hé, ik moet iemand verbergen.” En zonder problemen kreeg je zijn huis ter beschikking om iemand te verbergen. Of een dokter die bereid was om te proberen een kogel te verwijderen ook al had hij daar maar weinig ervaring mee (zodat de gewonde niet naar het ziekenhuis moest gebracht worden). En dat is dan toch ook maar gebeurd: overvallen doen en het geld daarvoor gebruiken, om bepaalde zaken achter de hand te hebben.

A. – Er was een uitgesproken houding van verzet; een gewoonte om tegen de wet in te gaan. Allemaal waren we opgegroeid onder Franco. Onder Franco was alles verboden en als je wilde leven, dan moest je op de één of andere manier in de clandestiniteit stappen. Er was ook meer verbeelding omdat de verbeelding toen nog niet zo gekoloniseerd was door het kapitaal, om het zo te zeggen. Alles wat is kunnen gebeuren… er was een groot schaduwgebied en eens je over de lijn stapte, dan stond je daar, zonder beperkingen, klaar om het gebied te verkennen.

Vandaag gaat het daar niet meer over. Vandaag handelt de overheersing volgens dezelfde schema’s als altijd maar daarenboven met veel meer gesofisticeerde vormen die van bij je geboorte in jouw subjectiviteit gestopt worden. En da’s wat anders. Vandaag heb je langs de ene kant… de controle over de lichamen, de gedragingen, ieders bewegingen…Vroeger zaten er grote gaten in het controlenetwerk, vandaag zijn ze zo machtig geworden dat we er niet meer in slagen om de gaten te zien. Vandaag gaat de controle zo ver dat het moeilijk is je te bewegen zonder dat ze je controleren. Maar het gebeurt ook dat wanneer je ergens wil geraken, wanneer je een positie van verzet wil bereiken, een ongehoorzame houding, een illegale activiteit, blijkt dat de vijand er al lang is wanneer jij aankomt. Snap je wat ik wil zeggen? Je bereikt iets en die ruimte of dat gedrag zijn al onder controle gebracht. Wat je wilde doen was al voorzien. En waarom? Omdat in die tijd, in de jaren 60 en 70 – het is zeker waar, hoewel we erover zouden moeten discussiëren om het aan te tonen – er op z’n minst een golf van ongehoorzaamheid was. Er was een golf van agressie tegen het systeem die heel Europa in haar greep hield: Italië, Frankrijk, Duitsland, Portugal, Spanje, Polen, Tsjecho-Slovakije, Hongarije, Verenigde Staten,… De bazen van de wereld zaten werkelijk in een lastig parket. Er speelden zich echt beslissende gevechten af en jammer genoeg werd deze beweging van ongehoorzaamheid gebroken. Ze werd niet alleen gebroken als subject in verzet maar ook de materiële omstandigheden waarin dit subject geboren en getogen was werden gewijzigd. Ze werden afgeschaft tot op het punt dat de toenmalige manieren om je in de wereld te oriënteren, de ideologiën en de strategische kwesties vandaag valstrikken geworden zijn. Het terrein waarop ze konden toegepast worden is immers ingrijpend veranderd.

Langs de andere kant was één van de belangrijkste wapens die ze gebruikten om de beweging kapot te maken het in praktijk brengen van één van de meest essentiële principes van de overheersing: zelfs wanneer je de bevolking van een bepaald gebied of de mensen in een bepaalde situatie beheerst en hun beweging stuurt met ideologie en richt op bepaalde doelen, dan nog blijven er onvoorziene omstandigheden, factoren die je niet kan controleren. En hoewel je ze niet kan controleren kan je ze wel identificeren als zijnde specifieke factoren. Het principe bestaat erin dat wanneer je merkt dat er een beweging aan het opkomen is, dat er een kracht aan het groeien is die je in gevaar kan brengen, het beter is die onmiddellijk te aborteren, haar vroegtijdig te laten geboren worden zodat jíj het initatief kan nemen, de kracht kan sturen. Jij, als manipuleerder, als politie, als militair,… Het draait erom revolutionairen om te vormen tot agenten, en agenten tot revolutionairen. En dit is geen poëzie. Het valt niet makkelijk uit te leggen. Eigenlijk zou je een gedetailleerd historisch overzicht moeten schetsen. Het is te zeggen, niet alleen maar met bepaalde strategische stellingen die anders, voor mij toch, geen enkele betekenis hebben, maar de geschiedenis als een geschiedenis van klassenstrijd. En bovendien detail per detail, elk detail gedocumenteerd en uitgelegd… op een realistische manier. Zoniet zullen mijn beweringen niet veel betekenis krijgen. Maar het is nodig. Ik vind het zinvol om hier verhalen uit het verleden te vertellen en wel juist om die reden. Omdat jullie en wij, vrienden, niet zo verschillend zijn. Er zijn niet zoveel dingen die ons scheiden, ook de jaren niet. En toch! Jullie wisten toch niet zoveel over wat we verteld hebben hé? Nochtans is het hier gebeurd en nog wel niet zo lang geleden. Je kan dit beschouwen als een anekdote, als een verhaaltje naast zovele andere onbekende verhalen. En als je het niet geweten had… wat zou dat veranderen? Als je hier nu niets van afweet, is het dan zo belangrijk? Maar als je van dit alles niets weet, hoe minder je zal weten. We praten hier over hoe de gevangenissen van toen geëvolueerd zijn. Geëvolueerd en geëvolueerd, omgevormd tot een machine (hoewel iedereen die te maken gehad heeft met de gevangenissen weet dat de gevangenis schijt is). Een fatale machine, maar, in haar doel als machinerie, in haar echte doel, een machine die goed functioneert. De gevangenis is enorm gesofisticeerd geworden en heeft een buitengewoon en uitzonderlijk niveau van effectiviteit bereikt sinds wij met onze acties bezig waren. Uiteindelijk is het primaire doel van de gevangenis het conditioneren van menselijke wezens tot op het punt dat mensen 100 procent voorspelbaar geworden zijn, dat ze nooit iets gaan doen en dat ze bijgevolg ook nooit iets tegen het systeem zullen doen. Het mogen dan wel ongehoorzame mensen zijn die daar zitten omdat ze tegen de wet in gehandeld hebben, niets zal nog onvoorspelbaar zijn. Op alles zal het systeem een antwoord hebben, zelfs als het een gesofisticeerd antwoord moet zijn waardoor een bepaalde persoon zich ten voordele van het systeem tegen zichzelf keert.

Ik weet niet goed of jullie begrijpen wat ik wil zeggen maar het is zo dat het systeem doet geloven dat er altijd al geweest is en dat het altijd zal blijven. Maar dat is niet waar, de dingen zijn niet zoals ze twintig jaar geleden waren. De dingen zijn veranderd ondanks de tegenstand van vele mensen. De enen vanuit dit standpunt, de anderen vanuit dat standpunt; de enen met een hoger niveau van helderheid, de anderen met een lager niveau. We hebben tijdens dit gesprek al veel over hen gesproken. Tegen hun tegenstand, in strijd met hen en tijdens de gevechten nederlagen toebrengend: de wereld heeft zich gevormd naar deze overwinningen. Als je deze verhalen leert kennen dan leer je het systeem kennen; en dat biedt een invalshoek op de essentie van iets: hoe, vanwaar, waar, wanneer is het begonnen en hoe is het verdergegaan. Hoe is het kunnen worden wat het vandaag is?

Een ander perspectief is het heden verkennen. En dus, tegen de gevangenis vechten… In die milieus – ik weet niet hoe ik ze moet benoemen – wordt er veel gezegd tegen de gevangenis. Ik veronderstel dat men tegen de gevangenis is. Maar laten we ons inbeelden dat de gevangenis de vijand is. Een monster met tanden, klauwen, een mond om je op te schrokken, een maag om je te verteren en een aars om je uit te schijten. Een dreigende, vormeloze kolos die je kan vervloeken, waar je stenen naar kan gooien zonder dat het iets uitmaakt, waar niets tegen te beginnen valt. En toch is dit niet waar. Het is een verdraaide visie, een product van de suggestie. Het monster heeft geen nagels, geen tanden, het heeft niets. Het is een specifieke sociale machinerie met een bepaalde manier van functioneren volgens een aantal mechanismen, maar ook met scheuren en zwaktes die vitale punten zijn waar je kan aanvallen. Er is een groot verschil tussen de gevangenis op een symbolische manier aan te vallen – op een verbale manier, een beetje wanhopig, een wanhoop light dan wel. Er is een groot verschil tussen dit en de gevangenis werkelijk aanvallen, hoe bescheiden ook, ook al is het niet beslissend, ook al is het een guerilla-oorlogje en een vijand lastigvallen waarmee je geen komaf mee kan maken. Maar zonder altijd het initiatief aan de vijand te laten, zonder dat het de vijand wordt die je leven beheerst; integendeel, juist af en toe je leven in handen kunnen nemen en zo de overheersing uit te bannen.

Goed, maar die afstand valt te overbruggen, je kan het monster aanvallen, en op vele verschillende manieren. Het is echter wel duidelijk dat er een inspanning voor nodig is. Niet de inspanning omwille van de inspanning, nee, ikzelf veracht het militantisme, de opoffering, de zelfverloochening, het heroïsme. Ik schijt op dat alles. Maar om gelukkig te zijn heb ik er hartstochtelijk nood aan om in de mogelijkheid te geloven dat wat ik spuugzat ben, wat me uit m’n slaap houdt, overwonnen kan worden. En dit is niet iets dat er als bij toverslag komt en je kan het ook niet overnemen uit een of ander stereotiep ideologisch verhaal. Er moet een helder en reëel conflict zijn, een open conflict, oog in oog met het monster, om zonder franjes of verantwoordingen echt te weten en te zoeken waar je kan aanvallen. Vandaag is dat veel moeilijker dan in die tijd omdat de situatie veel complexer is, omdat de overheersing veel sterker is en (naast andere zaken) omdat er gedurende enkele jaren niemand geweest is die het conflict aangegaan heeft. Vandaag leven we in een soort van ontwaken van bepaalde dingen die lange tijd afwezig geweest zijn (wat een gevolg was van de nederlaag). Maar dit ontwaken betekent nog niet veel, we hebben nog niet veel doen ontwaken. In die tijd was het al moeilijk om het monster aan te pakken en toen was het monster veel dommer en minder afgestemd op het sociale leven in het algemeen. De samenleving was veel minder een gevangenis zoals vandaag de dag. Het maakt niet uit dat ze de gevangenissen buiten de steden plaatsen, de stad is zelf een gevangenis. De gevangenis bevindt zich veel meer dan vroeger in je eigen huis, en de controle… En dat is de verantwoording voor dit gesprek. Hoewel je vooruit moet kijken, moet je ook juist om die redenen achteruit kijken.

E. – Ofschoon er op dit moment veel meer mensen dan toen zijn die dingen doen en op een autonome manier strijden. Toen waren we maar met een handvol. De mensen die meededen waren militanten van politieke groepen of partijen die volledig gedirigeerd of vanop afstand geleid werden. Vandaag zijn we met veel meer op vlak van aantallen. De repressie is echter totaal veranderd. Toen stond de repressie gelijk aan puur en erg brutaal geweld. De politie kwam er bijvoorbeeld toe om een groep spionnen samen te stellen die ook molotovs smeten opdat ze konden proberen met ons in contact te komen en ons te laten oppakken. Met alle mensen die in dat verhaal meegespeeld hebben in het achterhoofd, hebben we eigenlijk maar met een paar moeten betalen. Ze hielden acht of tien personen aan voor iets concreet en dat was het dan. We hebben nooit een hele reeks mensen na ons mee doen vallen. Op een gegeven moment riepen ze een organisatie in het leven die GAR noemde, de Anarchistische Revolutionaire Groep, die molotovs smeten naar banken om met ons in contact te treden. Ze wisten immers dat er mensen waren die elke week molotovs smeten en ze wisten niet vanwaar de klappen kwamen. Het belang dat ze hechten aan die zaak…

A. – Aangezien onze manier van organiseren gebaseerd was op persoonlijke relaties was infiltratie erg moeilijk, want wij functioneerden met het hart. En waar gingen die mensen heen die een bende verklikkers waren, spionnen, honden, zelfs geen professionelen…?

[Einde van de opname]

Noten

1 In de Spaanstalige tekst gebruikt de verteller het koosnaampje cocos voor molotovs.

2 In het Nederlands: Overgang.

3 Gevangenis quasi in het centrum van Barcelona.

4 GRAPO: [Grupos de Resistencía Antifascistas de Primero de Octubre] marxistisch-leninistische gewapende groep

FRAP: [Frente Revolucionaria Antifascista y Patriotica] marxistisch-leninistische gewapende groep

CNT: Confederación Nacional de Trabajo, anarcho-syndicalistische vakbond.

5 Milis, Polimilis: De ETA (Euskadi Ta Askatasuna) verdeelt zich in 1973 in de ETA-militare (‘milis’) en de ETA politico-militare (‘polimilis’).

6 FAP [Familias en Apoyo a los Presos] Familieleden in steun aan gevangenen

7 AFAPE: [Asociacion de Familiares y Amigos de Presos] Vereniging van familieleden en vrienden van gevangenen.

8 PC: [Partido Communista] Communistische Partij. CCOO [Commissiones Obreras] linkse vakbond

9 Muturreko, Llamadas desde la prisión de Segovia

9 Grupo Anarquista Revolucionario, Revolutionaire Anarchistische Groep